merswaal.11 De Honte was nog eenvou
dig over te steken met een roeischuit en
zelfs nog rond 1500 wordt er gesproken
over het 'kanael' van de Honte tussen
Hontenisse en Saeftinghe.12
Ook verder naar het westen en bij de
monding was de Honte nog veel smaller
dan thans. Bij Biervliet lagen vöör 1375
nog kustparochies die later in de
stroomgeul van de Westerschelde zijn
verdwenen. In de nu zo brede trechter
monding van de Westerschelde lagen de
eilanden Wulpen, Koezand en Schone-
veld.
Hoewel de Honte of Westerschelde tot
in de veertiende eeuw beschouwd moet
worden als een vrij smalle stroom in het
oosten en een niet al te brede stroom in
het westen met verschillende eilanden in
de monding, was er wel een verande
ring merkbaar. Aan de basis daarvan la
gen overwegend de stormvloeden. Ken
nelijk hebben deze vanaf 1134 steeds
meer schade van blijvende aard aan het
kustlandschap toegebracht. De polders
benoorden Antwerpen ondervonden dit
vanaf het laatste kwart van de dertiende
eeuw steeds vaker, bovendien drong de
invloed van het getij steeds verder
stroomopwaarts door tot ver voorbij
Antwerpen.13
Tot het eind van de veertiende eeuw
was er dus een geleidelijke verandering.
Er kwam meer ruimte voor de wateraan-
en afvoer in de Westerschelde. Dit pro
ces van verdieping en verbreding van
het estuarium versnelde vanaf het eerste
kwart van de vijftiende eeuw aanzienlijk.
Verschillende stormvloeden (1375,
1404, 1421 en 1424) leidden bovendien
tot grote inundaties. Zo werden benoor
den Biervliet grote gaten geslagen in de
zeedijken. Het stadje werd na 1404 een
eiland omgeven door de wateren van de
Braakman. Ook de Oude Doelpolder
verdween lange tijd onder water. Voor
lopig kreeg de Westerschelde zijn groot
ste kombergingsgebied. Tegelijkertijd
verdwenen er in de monding verschil
lende eilandjes, onder meer het eiland
Noord-Vlaanderen en Zeeland ten tijde van graaf Gwijde van Dampierre, circa 1280.
(copyright Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel, Kaartenafd. Ill, nr. 6834, foto dr. H.C.EM. Rottier.
Zeeuws Tijdschrift 11