Wulpen.14 Door het inadequaat reage
ren van de mens op het natuurgeweld
bleven grote stukken cultuurland drij
ven. Voor het zeewater kwam er dus
meer ruimte, zodat er bij elk getij grote
massa's water in- en uitstroomden.
Daardoor kon de Honte zich verbreden
en op diverse plaatsen onder de Vlaam
se kust tevens verdiepen. Geleidelijk ver
legden de zeeschepen (100 ton of meer)
hun zeeroute naar Antwerpen van de
Oosterschelde naar de Westerschelde.15
Dit proces van verbreding en verdieping
van de stroomgeul ging in de zestiende
eeuw door. Opnieuw deden zich grote
inundaties voor. De Braakman breidde
zich in 1488 aanzienlijk in oostelijke
richting uit.16 In 1509 verdween de pa
rochie Hontenisse in de golven en in
1530 was het de beurt aan circa 40.000
gemeten cultuurland in Zuid-Beveland.
Uit eigentijds bronnen blijkt dat in laatst
genoemd gebied bij vloed ruim 83 cm
water boven het toenmalige maaiveld
stond. Op grond van die cijfers kan wor
den berekend welke omvang de water
massa had, die bij elk getij het verdron
ken land ingestuwd werd om er
vervolgens weer uit te stromen. Wan
neer vanaf 1583/86 de grote militaire
inundaties in Noord-Vlaanderen plaats
vinden, krijgt de Westerschelde op de
Vlaamse oever feitelijk de vrije loop.
Op het einde van de 16de eeuw is de
Westerschelde dus op zijn breedst en
heeft in zijn bestaan daarmee zijn groot
ste kombergingsgebied (vgl. hierna) ge
kregen. Maar dat wil echter niet zeggen
dat de mens in dit deel van het Deltage
bied weer net zo ver stond als in circa
1000 het geval was. Om te beginnen
was de Honte anno 1000 een smalle en
ondiepe geul met aan weerszijden land,
waarvan alleen de laagten voortdurend
overstroomden. Bovendien traden er
gedurende de vijf tot zes eeuwen van
het in cultuur brengen van de veen- en
schorgebieden uiteraard ook andere
processen op. Verlaging van het maai
veld door het inklinken of het vergraven
van het veen maakte het oude cultuur
land met name in de verder van de Hon
te gelegen veengebieden tot een gewil
lige prooi voor de golven van de
Westerschelde wanneer de zeedijken
het begaven.17
Het proces van aan- en opslibbing en
geleidelijke inpoldering kon vanaf de
17de eeuw opnieuw aanvangen. Heden
is de omvang van het cultuurland aan de
Vlaamse zijde door herdijking nog
steeds geringer dan rond 1400. Nog al
tijd is de Westerschelde een aanzienlijk
bredere en op bepaalde plaatsen vooral
ook diepere rivier dan 600 jaar geleden.
Nog immer ligt het Verdronken Land
van Saeftinghe buitendijks, zijn de ei
landjes in de monding van het Wester-
schelde-estuarium voorgoed verloren en
blijven aan de Bevelandse zijde pa
rochies zoals Valkenisse en aan de ande
re oever Oudt-Hontenisse voorgoed
verdronken.
Tot op heden is er nog geen studie be
schikbaar die inzicht verschaft in de sa
menhang tussen genoemde processen
in de Westerschelde tot aan het einde
van de 16de eeuw. Wel zijn er deelstu
dies voorhanden over het westelijke
kustgebied van Zeeuwsch-Vlaanderen
en Zuid-Beveland tot 1500.18 Binnen af
zienbare tijd zijn er ook deelstudies over
het kustgebied van het oostelijke deel
van Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuid-Be
veland beschikbaar.19 Maar op grond
van bovengeschetste beeld is al wel dui
delijk dat de processen die werkzaam
zijn in het estuarium van de Wester
schelde in de 15de en 16de eeuw zeer
leerzaam zijn voor de huidige 'proble
matiek' van deze zeearm.
Zoals reeds in de inleiding is gesteld, kan
aan de hand van de historisch-geogra-
fisch schets inzicht worden verkregen in
een aantal deelprocessen die in belang
rijke mate het karakter van de Wester
schelde bepalen. Dat is de problematiek
van de ontwikkeling van het zeeniveau
en er aan vastgekoppeld het getij in de
Westerschelde in het (weliswaar 'recen
te') verleden en in de toekomst. Een
tweede aspect is dat van de komber-
ging, die met name door de verbreding
van de Westerschelde ontstaat. Een der
de aspect van de verbreding en/of ver
dieping van het estuarium is het proces
van erosie of kustondermijning, waar
van we de gevolgen alleen op microni
veau zullen bestuderen.20
Het getij in de Westerschelde en het zee
niveau
Bij maatregelen tot natuurherstel in de
Westerschelde is het van belang te we
ten welk patroon er in de waterstanden
vanaf de monding tot achter in de Wes
terschelde is te bespeuren, hoe dat in
het verleden was en hoe dit patroon zich
in de toekomst in het estuarium zal ont
wikkelen. We bekijken eerst wat de cij
fers zeggen en vervolgens hoe we die
moeten interpreteren.
Als rivier voert de Westerschelde water
af. In de sterk meanderende zeearm is er
bovendien een sterke werking van eb en
vloed aanwezig. Langsheen de Wester
schelde verandert dit getijdepatroon ge
leidelijk. Bij Vlissingen is het eerder vloed
en eb dan bij Saeftinghe, terwijl dit bij
Gentbrugge al precies het tegenoverge
stelde is. Bij Vlissingen reikt het vloedpeil
lager en het ebpeil hoger dan bij Saef
tinghe. Met andere woorden het getij-
verschil (amplitudo) bij Saeftinghe is
groter dan bij Vlissingen. Richting Ant
werpen neemt dit verschil nog toe. Wel
ke waterstanden er in de monding van
de Westerschelde zijn en hoe de dyna
miek van het getij verder is, is in centi
meters aangegeven in tabel 1
De tweede vraag is welke ontwikkeling
er in deze waarden de afgelopen eeu
wen valt waar te nemen. Om op deze
vraag een antwoord te krijgen, gaan we
Tabel 1. Recente gemiddelde vloed- en ebstanden in de Westerschelde in cm ten
opzichte van NAP
plaats
1986
1992
HW
LW
Ampl.
HW
LW
Ampl.
Vlissingen
197,2
-179,7
376,9
201,9
-180,9
382,8
Terneuzen
218,6
-192,0
410.6
224,9
-192,3
417,2
Bath
259,3
-214,5
473,8
270,1
-215,6
485,7
Prosperpolder
264,8
-225,1
489,9
271,3
-225,7
497,0
BRON: Rijkswaterstaat, Directie Zeeland en Afdeling Maritieme Schelde (Antwerpen).
12 Zeeuws Tijdschrift