P,l{\ MRU GwiflKl
gfeAJSAK+'IA.
(riioncl
i?(7tde»i/iiXi(L'.
otuci
Noord-Vlaanderen en aangrenzend Zeeland tijdens de zestiende eeuw door Chr. 'sGrooten (Copyright Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel, KP 21.596, nr. 10,
gedeelte).
zover mogelijk in de tijd terug. Daarbij
doen zich echter problemen voor, want
metingen van meer dan 150 jaar oud
zijn namelijk schaars en waar die ontbre
ken moet men het doen met veronder
stellingen. Het getijdenamplitudo te
Antwerpen was 3,6 m (Ferraris) in 1778;
te Lillo reikte het gemiddelde hoogwater
in 1812 +4,60 en in 1831 (bij half on
dergelopen polder) +4,70, terwijl het
getijdenamplitudo uiteenliep van 3,6 tot
3,9 m.21
Gelukkig beschikken we voor de laatste
anderhalve eeuw over tienjarentafels
van de getijden in Nederland. Voor en
kele plaatsen langs de Westerschelde
hebben we de cijfers in tabel 2 samen
gevat. Hierin zijn ook enkele gegevens
van het Vlaamse gebied opgenomen.
Hoe moeten we het bovenstaande cij
fermateriaal interpreteren en welke ont
wikkeling tekent zich hier voor de toe
komst in af? Nog belangrijker is de
vraag hoe die toekomstige ontwikkeling
extra zal worden beïnvloed, indien over
gegaan wordt tot ontpoldering van ge
bieden in het Westerschelde-estuarium.
Uit tabel 1 blijkt dat het getijverschil in
het estuarium flink oploopt. Bij Prosper-
Zeeuws Tijdschrift 13