Tabel 4. Ontwikkeling van het stormtij
op de Westerschelde 1900-1990
jaren stormtij
1900-1910
5
1911 - 1920
5
1921 - 1930
3
1931 - 1940
6
1941 - 1950
8
1951 - 1960
7
1961 - 1970
14
1971 - 1980
32
1981 - 1990
42
Bron: Sigmaplan, p. 19.
tijdsverschil tussen Antwerpen en Waas
munster dat de stormvloed zijn hoogste
stand bereikte nog maar 1.14 uur.
Dat de gebeurtenissen in 1953 uitzon
derlijk waren, wordt door iedereen grif
aangenomen. Helaas gelooft ook bijna
iedereen onterecht dat zoiets in de toe
komst niet meer kan voorkomen. Uit het
volgende overzicht blijkt hoe de ontwik
keling van het stormtij (niveau +417
NAP te Antwerpen) zich deze eeuw
heeft ontwikkeld.
Uit tabel 4 blijkt dat er met name in de
tweede helft van de 20ste eeuw een
zeer verontrustende toename is van het
aantal stormtijen.
De ontwikkeling van het getij in de
Westerschelde baart dus zorgen voor de
verdediging van het omliggende polder
landschap. De rampzalige gebeurtenis
sen in 1953 hebben ook de laatste twij
felaar de ernst van het gevaar doen
inzien en maatregelen werden geno
men. Voor de Westerschelde als interna
tionaal water betekende dit dat er
slechts werd voorzien in het op delta
hoogte brengen van meer dan honderd
kilometer zeedijk en het behouden van
een gesloten kustlijn langs de Wester
schelde. De laatste werken werden pas
begin jaren negentig opgeleverd.
Ook aan de Vlaamse zijde werden
maatregelen genomen. Dat deze geen
luxe zijn, blijkt wel uit het volgende
voorbeeld. Het hoogwater bereikte tij
dens de stormvloed van 27 februari
1990 voorbij Antwerpen hogere waar
den dan dat van de stormvloed van 1
februari 1953. Bij Dendermonde, Boom,
Lier Molbrug liep het tij resp. 12, 37 en
114 cm hoger op dan in 195 3.26 Stilzit
ten na de Deltawerken aan Nederlandse
zijde is er niet bij en alleen volstaan met
aanpassingen op Vlaamse gebied is on
voldoende, want nog meer verontrus
tende ontwikkelingen kondigen zich
aan.
Deze hebben betrekking op de stijging
van het zeeniveau met daaraan vastge
koppeld de consequenties voor de Wes
terschelde.
Oudere gegevens omtrent de waters
tanden langs de monding van de
Scheldedelta zijn te vinden bij MYS, c.s.
Zij menen dat het zeeniveau in de mon
ding van de Oosterschelde in de 13de
eeuw anderhalve meter lager moet zijn
geweest dan thans het geval is.27 Vol
gens hen is het vloedpeil op het 'Groote
Schoor' sedert 1626 zeker met een me
ter gestegen.28
Uit het voorgaande blijkt dat het gemid
delde waterniveau in de Westerschelde
is gestegen. Het hoogwaterpeil is tussen
1860 en 1980 bij Vlissingen 37 cm ge
stegen, bij Terneuzen 39 cm, bij Wals
oorden 52 cm en bij Antwerpen is dat
de laatste eeuw 58 cm.29 Al met al dui
den deze cijfers op een verontrustende
ontwikkeling van het zeeniveau in het
Westerschelde-estuarium.
Gelet op het verschijnsel van 'global
warming', ligt het in de verwachting dat
het gemiddelde zeeniveau verder zal
stijgen. Over de vraag hoe snel die stij
ging zal gaan, is nog veel discussie. Die
discussie wordt met name veroorzaakt
door de verschillende onderzoeksmodel
len die de wetenschappers hanteren.30
Dat neemt niet weg dat de gevolgen
van de opwarming van het klimaat voor
Laag-Nederland ook door de Haagse
Tweede Kamer serieus worden geno
men.31 Tijdens een hoorzitting in mei
1996 heeft het puikje van de Neder
landse wetenschap de kamerleden over
deze materie geïnformeerd.
Voor de te verwachten waterstanden in
de Westerschelde betekent de opwar
ming van het klimaat simpelweg dat ook
hier het gemiddelde waterniveau zal stij
gen en dat de vloedstanden relatief ho
ger zullen zijn en de ebstanden relatief
lager. Binnen anderhalve eeuw is het
verschil in de getijbeweging reeds deci
meters groter geworden en naar ver
wachting zal dit proces zich in de 21ste
eeuw versneld doorzetten.32 Het is dan
denkbaar dat de morfologie van de
Westerschelde (de vorm van de vaar
geul) zich gaandeweg zal aanpassen aan
het verhoogde waterniveau. Welke
vorm die morfologische wijziging zal
aannemen is moeilijk te voorspellen. Er
vindt ook nog sedimentatie plaats, die
van plaats tot plaats, van geul tot geul
en van drempel tot drempel zal verschil
len en die bovendien samen op zal tre
den met erosie» Bovendien is er nog een
complicerende factor in het spel, name
lijk de regelmatig uitgevoerde bagger-
werken. Deze begonnen na 1945 en
duurden tot begin van de jaren zeventig.
Uiteraard is het opruimen van toenmali
ge drempels al mede-oorzaak van de
stijging van het niveau van het water in
de Westerschelde geweest. Tevens baart
de slechte staat van de huidige Deltadij-
ken zorgen en is het duidelijk dat een
forse aanpassing van de dijken de aller
eerste zorg moet zijn.33
De komberging langs de Westerschelde
De ontwikkeling van de waterstanden in
de Westerschelde van de afgelopen an
derhalve eeuw is zorgelijk. Als we be
denken dat in de toekomst de waters
tand nog verder zal stijgen waar blijven
we dan met de steeds aanzwellende wa
termassa? Met andere woorden, hoe zit
het met de komberging van het water in
het estuarium?
In het rivierengebied wordt de water
massa in het regenseizoen geborgen in
de uiterwaarden en stroomt zo moeite
loos richting zeemond. Dat dit de laatste
jaren problemen opgeleverd heeft, ligt
aan het gegeven dat de uiterwaarden
voor andere dan bovengenoemd doel
werden gebruikt en dat aanpassing van
de rivierdijken onderhevig is aan een
maatschappelijke belangenstrijd. Als zo
danig is het een aardige leerschool voor
ons Deltagebied.
In het Westerschelde-estuarium is de
problematiek van de komberging com
plexer dan in het rivierengebied. De
Westerschelde voert niet alleen water af,
ook doet de invloed van het getij zich
gelden. Alleen vloed leidt tot komber
ging van het zeewater en het karakter
van de vloed (bijv. stormtij) bepaalt me
de de mate van de komberging.
Verbreding van de Westerschelde heeft
Zeeuws Tijdschrift 15