Overkanten Het is op een ander nie beter Dirk Haanman Afgelopen winter was bar koud en voor het eerst sinds jaren heerste weer de elf steden koorts. Friesland, waar het volgens de berichten economisch niet goed gaat, maar waar de mensen vast houdend zijn. Ze hechten aan hun eigen taal, zijn volgens buitenstaanders niet te verstaan en stug, maar geloof me: ze weten - net als bijvoorbeeld de Limbur gers en de Zeeuwen - best een feestje te bouwen. Wie niet? Ze kloppen zich niet op de borst, maar hebben wel een ge voel voor eigenwaarde. Ineens slaat dan de gekte toe, vooral in Holland. Vreem de doordouwers laten neuzen en vingers afvriezen. De Friezen juichen de door zetters toe. 'Wat, ik stoppen? Nooit!' Dan valt op vrijdag 17 januari - als op ie dere ochtend - de PZC in de brievenbus. Ik heb de gewoonte de krant 's morgens vroeg in de gang op te rapen en dan mee in bad te nemen. De avond is aan mezelf, aan mijn eigen overpeinzingen, 's Morgens gaan de ramen open. De ochtend is er voor het wereldnieuws en de grote en kleine gebeurtenissen in de provincie. 'Man doodt vrouw en kinde ren', 'overval op een Vlissings postkan toor'. Dat soort directe berichten, maar er moet volgens mij meer zijn. Nog een scheut Karnemelksmeisje en dan wordt de krant omhoog geheven, om haar niet nat te maken. Vast en zeker interessant: de PZC-bijlage 'kunst cultuur'. 'Laksheid bedreigt Nederlands' is de kop van een artikel. Ik hoef niet te kijken van wie dit artikel is, ik weet het al: van Lo van Driel. Het zal wel weer gaan over dat de Nederlandse taal dreigt te wor den vermalen tussen de wereldtalen. En dat degenen die het opnemen voor het dialect dat ze spreken, afbreuk doen aan de strijd voor de 'eigen taal', het Neder lands. Lo van Driel toont zich in de eerste ali nea daarbij al vreemd van alles wat re gionaal is. Er zal volgens hem wel een 'regionale' Ierse literatuur bestaan. Maar de 'grote literatuur', die is Engelstalig. 'En elke Ier spreekt op zijn manier de taal van de grote buur. Dit geldt ook voor het Welsh.' Iers is, zo begrijpen we, de taal die gesproken wordt 'in kroegen in dorpen'. M'n eerste gedachte was: zijn Iers en Welsh regionaal, klein en onbeteke nend, dan zal het Deens dat volgens hem ook wel zijn, evenals het Vlaams, Tsjechish, Slowaaks, Bretons, Noors...; noem maar op. Maar natuurlijk niet het Nederlands. Nee, wees gerust: het Ne derlands is niet regionaal. Lo van Driel meldt een heuglijk feit: in het buitenland neemt het aantal mensen dat Neder lands leert toe. Daar wordt op onze taal gezwoegd, 'het zoveelste bewijs van de levenskracht van onze taal!' Er zijn in Oost-Europa mensen die Nederlands le ren en in Auckland groeit de studie richting Nederlands dankzij de afstam melingen van Nederlandse immigranten. 'Wij hebben (in tegenstelling tot de Engelsen) in ieder geval het Nederlands in onze koloniën geen vaste basis kun nen geven. Een gemiste kans waarover we het hoofd niet meer hoeven te bre ken.' Ik ben verbaasd, strek m'n benen en kom overeind in het bad. Vindt Lo van Driel dat wij - zoals de Engelsen en Fran sen in hun koloniën - in Indië meer spo ren hadden moeten achterlaten. Dat het feit dat de Indonesiërs het Nederlands niet als voertaal hebben, getuigt van een 'gemiste kans' is. Lo van Driel: 'Maar er is nog genoeg dat zorgen baart voor wie in het Nederlands meer ziet dan een instrument om zich uit te drukken. Als het zo uitkomt. Het bedrijfsleven laat geregeld weten dat het met de taalvaardigheid van jongeren slecht gesteld is. Voor de managers is kennis van het Engels veelal belangrijker dan van het Nederlands. Maar niet al leen op "hoog" niveau is buitenlands een must, op de werkvloer kan men te genwoordig evenmin volstaan met "shit".' Werkelijk: Loo van Driel, die zich eraan ergert dat de internationale communi catie ver-Engelst en dat techno-Engels (geen Nederlands en geen 'buitenlands') gaat overheersen, dat in collegezalen het 'buitenlands' overheerst, spreekt over 'een must'. Zijn conclusie: het Ne derlands zit in het verdomhoekje. En dat vergroot het gevaar, dat het Nederlands als levende taal zal verdwijnen. Geïnspireerd door de opstellenbundel Over de toekomst van het Nederlands, vervolgt hij zijn betoog. In dictaturen worden taalverschillen uitgebuit. Als een gemeenschap om sociaal-economische redenen een tweede taal nodig heeft, gaat dat volgens een natuurlijk proces. Dat begint met tweetaligheid bij enkele personen. 'Eén taal is dominant, in eer ste instantie de taal van je moeder en de eigen groep, de andere taal is werktaal. Vervolgens ontstaat een zekere vorm van gelijkwaardigheid. Als de twee talen erg op elkaar lijken, heb je goede kans dat het twee keer niks is. Alleen in een situatie waarin twee talen gedurende de taalgevoelige periode door een kind ontwikkeld worden, is volledige twee taligheid mogelijk. Maar doorgaans is er een buitentaai en een thuistaal. Zo gaat het bij steeds meer sprekers tot een hele gemeenschap zo taalt.' Als er een res tauratie-beweging is, is er altijd wel een politicus die in dit water vist. Van Driel heeft het over de kracht meting tussen dialect en standaardtaal. Het Nederlands wordt intern bedreigd, omdat de Nederlanders weinig waarde hechten aan een goede beheersing van hun taal. Dat wordt in ons land sinds ja ren belachelijk gevonden. Hij citeert De Jonge, die de terugkeer van het dialect- spreken in het Vlaamse onderwijs ver foeit. 'Informatief en opiniërend' noemt Van Driel zijn opstel. Hollanders zouden er wat aan kunnen hebben. Ze zijn min der taalbewust, 'wat ze compenseren met zelfgenoegzaamheid en onverschil ligheid. Maar "onverantwoord provin cialisme is wellicht overal..." Verschillen in taal vormen voor Lo van Driel een groot probleem, zijn levensbe- Zeeuws Tijdschrift 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1997 | | pagina 39