Overkanten Bestaat de Plattelandstoerist Dirk Haanman 'Volgende week ben ik er niet', zei de schoonmaakster tegen mij, terwijl ze verder schrobde: 'Ik ga lekker met m'n vriend een paar dagen naar Parijs. Het kost maar 99 gulden! Daar zullen wel wat reclamebijeenkomsten bij zitten, maar dat geeft niets. We zijn er toch even uit!' Kijk, dacht ik, zo eenvoudig is nu een 'toeristisch product'. De laatste jaren denkt Zeeland na over haar 'toeristische product'. Dat be stond nog niet, toen in de zestiger ja ren ons dorp werd overspoeld door Duitse toeristen. Buurman Lokerse was er niet blij mee. Het was nog niet zo lang geleden dat 'de Duitsers' zijn paarden vorderden; hij kon er nog boos over worden. Nu kwamen ze weer, in nog grotere aantallen en groe ven in het strand kuilen, die ze de vol gende dag opeisten. 'Die bezetters mentaliteit krijg je er nooit uit', zei Lokerse. Of hij daar anders over was gaan denken, vroeg ik hem een paar jaar later, toen hij zijn knechtshuisje aan een Duits echtpaar verkocht. 'Wel nee', zei hij, 'ik heb ze extra laten be talen, voor de paarden.' 'Zimmer frei', staat er op een bunker bij het Vlissingse Nollestrand, illustra tief voor de houding van velen tegen over de Duitsers. Ze mochten best ko men. Zon, zee en strand kostten ons immers niets en brachten wèl geld in het laatje. Maar ze moesten niet den ken, dat we de oorlog vergeten waren. Zo nu en dan de Hitler-groet brengen, als er een passeerde, was een onschul dig plagerijtje, dat in geen verhouding stond tot wat óns was aangedaan. Het waren andere tijden dan nu. Liefst zijn de Zeeuwen op zichzelf, maar van de wind kunnen we niet leven. De landbouw gaf een uitstoot aan ar beidskrachten, fabrieken en toeristen waren welkom. Sindsdien zijn wij veranderd. De zoon van Lokerse heeft nu een camping en de gemeente eist, dat het voormalige knechtshuisje per manent wordt bewoond, want twee de-woningen dragen bij aan de leef baarheid van het platteland. Er heeft zich een moeilijk te definiëren cultuur omslag voltrokken, die er vooral op neerkomt dat zee en strand niet meer gratis zijn en dat de toerist er voor ons is. In ons dorp bestond reeds lang er- genis vanwege de vele auto's en de drukte op het strand. 'Je kunt 's zo mers zelf niet meer rustig wandelen en de natuur lijdt eronder', werd er ge zegd: 'Het toerisme geeft teveel mobiliteit en schaadt het milieu.' De plaatselijke kruidenier vond dat de toerist weinig aan onze economie bijdroeg, door thuis zijn auto vol levensmiddelen te laden. Zon, zee en strand kosten ons niets, maar om bij het strand nog langer parkeerruimte gratis ter beschikking te stellen, dat ging te ver. Op een dag verschenen er overal parkeermeters. Ineens ging het gerucht, dat we moe ten gaan concurreren met Noord-Duit se badplaatsen om de toeristen in Zee land te houden; de schrik sloeg in de benen. Het was ook weer niet de be doeling, dat ze zouden wegblijven. De discussie ging plotseling over het feit dat we méér hebben dan zon, zee en strand alleen. 'Ook buiten het seizoen hebben we het een en ander te bie den', las ik, en: 'laten we de drukte spreiden.' Een plaatselijke bijenhouder wilde wel rondleidingen geven, om zijn honing aan de man te brengen. Ook provinciaal groeide het idee, dat Zeeland moest werken aan een breder 'toeristisch product'. De provincie huurde consultants in; aan het stellen van vragen en het zoeken naar ant woorden daarop bleken die een boter ham te kunnen verdienen. Er volgden ideeënconferenties, men kon zelfs sub sidies krijgen van de EU. Tenslotte kreeg het idee vorm, om de toeristen een heel ander product voor te zetten, dan waar ze voor naar Zeeland kwa men. En zo werd het concept geboren van het 'plattelandstoerisme', in een nota gedefinieerd als 'alle vormen van kleinschalige recreatie en toerisme, met de nadruk op het dagtoerisme en kort verblijfstoerisme, die plaatsvinden op en gebonden zijn aan het platteland - zijnde de landelijke gebieden buiten de stedelijke gebieden en de Noord zeekust - en die aansluiten bij het reguliere toeristische aanbod in de provincie'. Die definitie gaf de discus sie enige richting: de vakantiegangers konden worden ingedeeld als dag- en korte verblijfstoeristen, die naar Zee land kwamen voor rust en ruimte, dus: voor het platteland. 'Bij de productont wikkeling is gezocht naar een mix van de primaire producten die een rol spe len bij de ontwikkeling van het platte landstoerisme met ondersteunende (bestaande) toeristische en cultuur historische producten', lazen we. En onderzoek wees uit dat de toeristen vooral bestonden uit personen van tus sen de 30 en 39 jaar, uit gezinnen met jonge kinderen, met een inkomen van rond de 30.000 gulden, verblijvend in zomerhuisjes en appartementen en de tijd vooral spenderend aan zee, strand en duin. Dat laatste moest veranderen; er kon nu 'een stuk beleid' worden ge formuleerd. 'Zeeland heeft behalve zon, zee en strand ook een verrassend achterland', vindt ook de afdeling Zeeland van de Nederlandse Bond van Plattelands vrouwen. Om de toerist daarvan te doordringen, is - met subsidie - de 'Zeeuwse Fietstasgids' uitgegeven, een brochure met 130 agrarische bedrijven die hun eigen producten verkopen. Onder de deelnemers een witlofkwe ker die rondleidingen geeft, een fruit teler die appelsap maakt en een veehouder die kaas en karnemelk pro duceert: 'verrassende mogelijkheden op het platteland waar we meer bekend heid aan willen geven.' Het boekje biedt geen uitgestippelde route: 'Het is 42 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1997 | | pagina 44