aldus Hammacher in de eerdergenoem
de publicatie, 'maar het had nog niet
zelfstandig waarde voor haar werk ge
kregen. In 1925 begint dan het echte
verband te ontstaan met Westkapelle,
waar zij in het primitieve herbergje De
Valk het machtige en op Walcheren wei-
gevreesde volk van de Westkappelaars
leert kennen. Dit is het wat zij nodig
heeft. Dat oerleven bij de dijk aan de
zee. Er is nergens iets dat beter was voor
haar.'
Bij Domburg hoorden de vriendschaps
banden met Mies Elout, de Van Schen-
dels en vele anderen. Die bleven be
staan, ook al gaf Charley er de voorkeur
aan haar (werk)vakanties in Westkapelle
door te brengen. In de zomer van 1924
- misschien ook nog in de zomer van het
daaropvolgende jaar - was ze er met
Hendrik Marsman; enkele gedichten van
Marsman getuigen ervan.
Na haar verblijf in de Borinage was
Charley steeds meer werkelijkheidsge
trouw gaan schilderen. De krachtige
koppen van de Westkappelaars leenden
zich uitstekend voor een dergelijke be
nadering; de expressie kwam vooral in
de gelaatstrekken te liggen. Opvallend
zijn weer de ogen: zij blijven iets inner
lijks zien. Charley's werk uit die en de
volgende periode kan men sociaal-rea
listisch noemen. Zij gaf haar visie op een
maatschappelijke gegevenheid weer, of
die nu in het boerenleven school, in de
grote stad of in een groepsportret van
vrienden. In een interview omschreef ze
dat eens als een vervorming van de wer
kelijkheid naar een voor haar wezenlijker
werkelijkheid. Daarbij heeft haar kennis
making met de avant-garde film, eind
jaren twintig, zeker een rol gespeeld.
Muzikanten en dansende boeren (1927)
mag als een mooi voorbeeld gelden. So
ciale betrokkenheid spreekt onder meer
uit Volkshuis (1927) en Vijf Zeeuwse
boeren (1930), schilderijen waarin de
bewogenheid als een verstilde beweging
naar voren lijkt te treden en aan een film
als Eisensteins Panzerkreuzer Potemkin
doet denken. De hommage die Charley
haar vrienden bracht in De maaltijd der
vrienden (1932-1933), roept eerder as
sociaties met zeventiende eeuwse schut-