tersstukken op. Dat Charley zowel soci
aal voelend als zeer individueel ingesteld
was, lijkt men in haar figuurstukken
terug te kunnen vinden: het zijn steeds
individuen met een eigen belevingswe
reld, die haar doeken in een groeps
verband vullen.
De Tweede Wereldoorlog kreeg een ei
gen plaats in Charley's werk. Haar Me
dusa-schilderingen (1938-1941) en de
portretten van een clown (1941) en een
arbeidersvrouw (1943) tegen de achter
grond van een geruïneerd Rotterdam
zijn een aanklacht tegen de tijd. In 1943
moest Charley De Vlerken op last van de
Duitse bezetters verlaten. Zij verbleef op
verscheidene adressen en keerde pas in
1945 definitief naar Bergen terug.
Bergen
Vanaf 1940 was Charley steeds vaker
stillevens, bloesem- en bloemstukken
gaan schilderen. Dat zette zij na de oor
log voort, ook omdat haar gezondheid
haar steeds minder toestond naar model
te schilderen. Zoals zij elke zomer naar
Walcheren wilde en elke winter enige
tijd in haar atelier in Bergen wilde wer
ken, zo had ze het verlangen ieder voor
jaar de bloesems te schilderen en ieder
najaar een boom met vruchten. Brede-
roo wijst in zijn biografie op het cyclisch
karakter van Charley's oeuvre, vooral
aantoonbaar na 1935.
Charley's bloesemstukken en sommige
(bloem)stillevens nemen een aparte
plaats in haar werk in; zij missen het di
rect confronterende. Een 'joie de vivre'
lijkt de eerste reeks te kenmerken, milde
overpeinzing de tweede.
Een observatie die tot typering leidt,
hoort bij haar portretten en figuurstuk
ken. Haar indrukwekkende reeks zelf
portretten wordt vaak als een genadelo
ze zelfbeschouwing omschreven. Ik kan
me niet aan de indruk onttrekken dat
Charley er troost in vond. Ze zijn in de
mate van haar zelfonderzoek van een
heroïsche grootheid, die zich in haar
portretten weerspiegelt.
Hammacher zegt in zijn genoemde stu
die hierover: 'Dezelfde onbarmhartig
schijnende blik, die anderen of de din
gen kon treffen, werd ook op het eigen
zelf gericht. Dezelfde verwondering
over de verschijning tilde de realiteit van
haar eigen beeltenis op in de wereld der
menselijke expressie.'
Marja Bosma komt in de tentoonstel
lingspublicatie Charley Toorop 1891-
1955 (Utrecht/Stuttgart 1982) tot de
conclusie dat het schilderen voor Char
ley - zoals voor Van Gogh - een manier
was 'om controle over zichzelf te hou
den en over haar omgeving; het was
een daad van zelfbevestiging.' Zij is van
mening 'dat Charley Toorop juist een
krachtig beeld van zichzelf moest op-
De Vlerken in Bergen. Foto: mevrouw A. Bruin.
werpen, uit haar drang naar zelfbevesti
ging-'
Charley Toorop heeft veel in haar leven
en werk moeten bevechten, "t Is echt
een royale meid, waar en hartstochtelijk
en wat een onverslagenheid na zoo'n le
vensbegin', schreef Rik Roland Holst in
1921 al aan Mies Elout-Drabbe, na een
bezoek van Charley en Eddy aan hem en
zijn vrouw.
Kind, vrouw, moeder en kunstenares zijn
ging Charley niet als vanzelfsprekend af;
weerstanden heeft zij met een enorm
doorzettingsvermogen overwonnen.
Haar vele vrienden kenden haar strijd,
zoals zij ook haar gastvrijheid, betrok
kenheid en medeleven door de jaren
heen kenden.
Voor de kinderen was het niet altijd een
voudig. Hoewel Annetje in de jaren tus
sen 1917 en 1929 voornamelijk door
haar grootouders werd opgevoed en Ed
dy en John veelvuldig aan de zorgen van
kindermeisjes werden toevertrouwd, is
Charley's invloed op hen enorm ge
weest. John heeft daar afstand van we
ten te nemen nadat hij, in 1928, door
Charley aan de zorgen van de filmer Jo
ris Ivens werd toevertrouwd. Eddy, die in
de voetsporen van zijn moeder en
grootvader trad, en Annetje hebben het
daar veel moeilijker mee gehad.
Van 1941 tot 1950 werkte Charley aan
Charley Toorop, schilderend in de tuin te Bergen. Foto: mevrouw A. Bruin.
56 Zeeuws Tijdschrift