Op zoek naar het Zeeuwse Meisje
Marcel Proust naast Plet Mondriaan
Nel van Doeselaar
Marcel Proust, Piet Mondriaan en Zeeland. Wat verbindt deze twee modernisten van
internationale allure met het groene eilandenrijk in het zuidwesten van Nederland,
terecht het land van de zee genoemd? Voor de schilder Mondriaan is deze band ge
makkelijker te duiden dan voor de romancier Marcel Proust, wiens banden met Hol
land, met name Zeeland, veel vager zijn.
Van 1908 tot 1915 verblijft Mondriaan
regelmatig in Domburg en maakt er, ge
zeten op de Hooge Hil, verscheidene
studies van de zee en de duinen. De in
vloed van de zee en het reeds vaak ge
roemde Zeeuwse licht inspireren hem
tot andere, nieuwe motieven, waarbij hij
het palet van bruine en groene, meer
aardse kleuren vervangt door heldere
blauwe en rode kleuren, zachtgele en
roze tinten. In diezelfde periode bevindt
Proust zich geregeld op de hoogste fa-
laise van de Normandische kust in de
omgeving van Cabourg om, vanaf die
idyllische plek, het blauw van de onme
telijke zee te bestuderen, hetgeen hem
inspireert tot de creatie van zijn "Rose-
raie de Balbec" (De rozentuin van Bal-
bec), onbetwiste apotheose van de ro
man A l'ombre des jeunes filles en
fleurs (In de schaduw van de bloeiende
meisjes). Deze roman is het tweede deel
van de romancyclus A la recherche du
temps perdu (Op zoek naar de verloren
tijd) en hierin wordt een groep meisjes,
die de Verteller dagelijks ontmoet, ver
geleken met een haag rode rozen die
zich onveranderlijk aftekent tegen het
decor van de zee. Ook de kerktorens
van Saint André-des-Champs, die de ik
figuur beschrijft in die periode aan de
kust, verheffen zich in een zalmroze
symbiose tegen het azuurblauw van de
lucht; zoals de rode molen van Mon
driaan, verscheidene versies van de
vuurtoren in Westkapelle en de kerk in
Domburg die dateren uit Mondriaans
Zeeuwse periode. Toeval of niet? Wat
hebben deze twee universele kunste
naars, die bovendien tijdgenoten zijn
(Marcel Proust wordt geboren op 10 juli
1871 in Auteuil; Piet Mondriaan ziet,
nauwelijks een jaar later, het levenslicht
in Amersfoort op 7 maart 1872) met el
kaar gemeen? Twee gedreven visionai-
ren, heel hun leven op zoek naar het ho
gere of het diepere (altitudo betekent in
het Latijn zowel hoogte als diepte) ach
ter de schijnbare werkelijkheid.
Een van de vele activiteiten die Zeeland
in 1994 wijdde aan Mondriaan was een
symposium met als thema "De mens
Mondriaan", dat gehouden werd in het
gerenoveerde Badhotel te Domburg.
Onder leiding van Nico Out lieten ver
schillende deskundigen hun licht schij
nen over de kunstenaar. De belangrijk
ste controverse ontstond tussen de
kunsthistoricus Cor Blok, die de mens
Mondriaan met rust wil laten en zich
slechts wil concentreren op de kunstui
ting, en de psychoanalyticus P.J. van den
Berg, die juist door een bepaalde kennis
over de persoonlijkheid van de kunste
naar tot een betere interpretatie van zijn
schilderijen wil komen. Volgens Van den
Berg was Mondriaan een gecompliceerd
en hartstochtelijk mens, maar al vroeg
getekend door het calvinistische milieu
waar hij uit voortkwam. Hij zou een ma
niakale angst hebben gehad om z'n
ogen te beschadigen en leed aan ver
scheidene fobieën, met name voor on
weer en de nacht. Dit laatste zou blijken
door de bevreemdende sfeer op het
schilderij Bomen aan het Celn bij opko
mende maan. Om deze reden zou
Mondriaan later zo enthousiast geweest
zijn over New York: "New York is schit
terend. Het is nooit nacht", zei hij na
aankomst. Deze euforische uitspraak
verklaart misschien het ontstaan van de
kleurige lijnencompositie New York City
I, waar Mondriaan zich eindelijk weet te
bevrijden uit het beperkende raster van
zwarte lijnen.
Blok beschouwt Mondriaan als een kal
me en nuchtere man die, schijnbaar on
gestoord, maar één doel nastreefde in
het leven: het minutieus ordenen van
z'n vlakken en lijnen en het op schrift
stellen van zijn denkbeelden over de
Nieuwe Beelding. De schilder probeerde
veel details over zijn persoonlijk leven
geheim te houden en heeft zelfs brieven
vernietigd om toekomstige biografen zo
min mogelijk de gelegenheid te geven in
z'n privéleven door te dringen. Zonder
onrecht te willen doen aan de mening
van de kunsthistoricus, wekt de visie van
de psychoanalyticus de indruk dichter bij
de waarheid te komen. Hij ziet in de ge
niale, gecompliceerde mens Mondriaan
een kunstenaar, die zijn hartstochten de
baas probeerde te blijven door de we
reld om zich heen geometrisch te orde
nen volgens weloverwogen principes.
De hartstochtelijke, sensuele kant van
Mondriaan komt het duidelijkst tot ui
ting in zijn bloemstukken, die prachtig
en vol overgave geschilderd zijn, hoewel
ze ten onrechte minder in de belangstel
ling staan dan z'n latere abstracte com
posities. Gedeeltelijk is dit te wijten aan
Mondriaan zelf die altijd denigrerend
sprak over het schilderen van bloemen,
een stiel waar hij op terugvalt in tijden
van financiële nood. In een brief aan
Theo van Doesburg schrijft hij: "Ik weet
dat ik 't doe als een vak: net of ik hand
werk deed. Ik wil in Parijs zien te blijven.
Het heeft niets met mijn kunst te ma
ken, dat hoef ik je niet te zeggen.
P. Mondriaan en P. Mondrian zijn twee".1)
Toch gaan z'n bloemen in Nederland grif
van de hand, iets waartoe z'n lijnen en
vlakken niet (nog niet) in staat zijn. De
aversie, die Mondriaan koestert tegen
zijn bloemen, komt enerzijds door het
feit dat ze niet passen in de evolutie van
z'n werk: het steeds verder abstraheren
van de natuur, zoals hij het zelf, al expe
rimenterend, voor ogen had; maar an
derzijds lijkt hij zich ervan bewust dat
met name z'n "solitaire bloemen" een
onbewust libidineus portret schetsen
van de mens achter de kunstenaar, van
die intieme kant die hij juist wilde be
heersen en verbergen. David Shapiro
58 Zeeuws Tijdschrift