neweert al in 1947, dat Mondriaan één
/an de meest briljante bloemschilders
/an onze eeuw is. Volgens hem is het
;xcuus dat Mondriaan de bloemen al-
een als broodwerk schilderde, nauwe-
ijks geloofwaardig: "In portraits of chry-
■anthemums, roses, sunflowers and
lies, this ascetic and solitary artist gave
'oice to his passions. The oils, waterco-
ors and drawings speak of love and
death, tenderness and cruelty, joy and
adness".2) Tussen de bloemen van
\Aondriaan en zijn tijdgenoten bestaat
geen barrière, zoals die aanvankelijk wel
aestaat voor z'n abstracte composities,
-let grote publiek is nog niet in staat iets
e begrijpen van de blauwe stilte die
neerst tussen de zwarte lijnen. Max
Dendermonde laat het z'n held Paul
Segleiter in de roman Mondriaan. De
man die de charleston danste, na een
maandenlange omgang met de schilder
in Parijs, aldus verwoorden: "Waar hij
werkt is geen politiek, geen oorlog,
geen honger. Geen liefde tussen man en
vrouw. Piets schilderijen hebben het
over andere betekenissen. Ze zijn de stil
te. Ze brengen het ongeziene boven".3)
Ook de bloemstukken van Mondriaan
brengen het ongeziene boven, maar dan
niet de spirituele kant van de ascetische
estheticus, maar de sensuele kant. Een
gedeelte van de bloemstukken van
Mondriaan is terecht gekomen in de
Sidney Janis Family Collections te New
York, waaronder een groot aantal chry
santen, decoratieve bloemen die in de
mode waren in de Belle Epoque. Hoewel
de bloemkunst hoogtij vierde aan het
eind van de 19de eeuw, verklaart dit
slechts gedeeltelijk de uitdrukkings
kracht van bloemmotieven in het werk
van zowel Piet Mondriaan als Marcel
Proust; bloemmotieven die bij beiden
het belangrijkste onderdeel van hun na
tuurmotieven lijken te vormen.
Natuurmotieven
Evenals in het figuratieve werk van
Mondriaan vormen natuurmotieven -
met name bloemen, bomen en de zee -
een hoofdthema in het oeuvre van Mar
cel Proust. Betekenisvol is de tweedeling
die de romancier aanbrengt in het the
ma van de bloemen waarin we twee
grote richtingen onderscheiden: ten eer
ste de "natuurlijke" bloemen zoals de
Verteller die aantreft in het landschap
van zijn jeugd rond Combray, een stadje
in de buurt van Chartres; ten tweede de
reeds "geartialiseerde" bloemen: als
boeket in een vaas, als stilleven op een
schilderij, gecultiveerd in een pot, in de
"jardins d'hiver", als motief op stoffen
volgens de smaak van de Belle Epoque.
Proust wijdt op unieke wijze het eerste
deel van de roman A i'ombre des jeunes
filles en fleurs aan een representante bij
uitstek van de geartialiseerde bloemen,
Madame Swann, wier salon in novem
ber bevolkt wordt door grote ornamen-
tale chrysanten en in april door witte
sneeuwbollen, die de Verteller doen te
rugverlangen naar de natuurlijke bloe
men van de ongerepte natuur rond
Tansonville.4) De rijpe, onveranderlijke
en reeds "gefixeerde" schoonheid van
Madame Swann vormt een opvallend
contrast met de mobiele contouren van
de vluchtige silhouetten van de meisjes
in Balbec, die pas aan het einde van de
roman verschijnen. Zich baserend op
een traditie die teruggaat tot de klassie
ke oudheid, maar toch op geheel eigen
wijze, verbindt de schrijver de "natuurlij
ke" bloemen, met name zij die behoren
tot de rosaceae (de familie van de roos-
achtigen zoals de rozen, de meidoorn,
de appelbloesem) met de amoureuze
verwikkelingen van de Verteller. Deze
laatste ontmoet zijn eerste liefde Gilber-
te Swann onder een meidoornhaag in
het laantje van Tansonville. De familie
van de Verteller koos dagelijks uit twee
wandelingen: men ging naar de kant
van Swann of, als alle omstandigheden
gunstig waren, koos men voor de kant
van Guermantes. Kanten die, door de
romancyclus heen, een symbolische rol
vervullen: de kant van Swann, de kant
van de vader(s) en de bourgeoisie, de
kant van het teken van de witte en roze
meidoorns waarachter het ontluikend
verlangen van de Verteller schuilgaat;
vervolgens de kant van Guermantes, die
van de moeder(s), de kunst en de aristo
cratie, de onbereikbare kant waar de do
minante kleuren geel en blauw zijn. Tij
dens een wandeling naar de kant van
Swann, neemt men het laantje dat vlak
langs het park van Tansonville loopt om-
Piet Mondriaan (1872 -1944).
Foto: Particuliere collectie.
Zeeuws Tijdschrift 59