en slot tracht te openen door gebruik
e maken van steeds andere sleutels.
Hoewel deze episode zich presenteert
als een echec voor de Verteller, komt de
alerte lezer hier voorzichtig tot de for
mulering van een zesde hypothese: het
groepje van drie bomen is een reeds ge-
ranscendeerd teken, een teken van de
unst, waargenomen op een of ander
childerij, hetgeen de "ik" zich onbe
wust herinnert zonder het decor erom-
reen te kunnen vormen waaruit de drie
tornen als het ware losgemaakt zijn. Het
childerij dat deze zesde hypothese
<omt ondersteunen is Landschap van
Camille Corot, een doek waarop drie
jomen met ineengevlochten gebladerte
igureren. Corot wordt slechts driemaal
geciteerd in de Recherche en eenmaal in
'ean Santeuil, maar ieder citaat onder-
treept de nauwe banden die bestaan
ussen de serene landschappen van Co
ot en het Proustiaanse landschap in de
omgeving van Combray19). Voor deze
aatste hypothese pleit eveneens het feit
dat de groep van drie bomen een onbe
weeglijk, bijna verstard geheel vormen,
sterk in contrast met een andere beken
de episode: de "klokketorens van Mar-
tinville". Hierin volgt de Verteller vanuit
het rijtuig van dokter Percepied het vro-
ijke lijnenspel van de twee torens van
Martinville die, met de toren van Vieux-
vicq, een rijk metaforisch spel spelen in
het licht van de ondergaande zon. Deze
laatste ervaring wordt door de Verteller
onmiddellijk omgezet in een literaire
tekst die later nauwelijks enige verbete
ring behoeft, terwijl de "Drie bomen
van Hudimesnil" ervaren wordt als een
verlies voor eeuwig en zo de illustratie
vormt, in een later stadium van de ont
wikkeling van de leerling-schrijver, van
de ongrijpbaarheid van het totale beeld
van de werkelijkheid: volmaaktheid, op
welk gebied dan ook, is een illusie.
Mondriaan heeft in 1895 een aquarel
geschilderd Landschap met sloot waar
op eveneens een groepje van drie bo
men centraal staat. Dit groepje tekent
zich af tegen een lichtblauwe wolk die
overgaat in een decor van blauw-roze,
een combinatie van complementaire
kleuren, die steeds dominanter wordt
naarmate de artistieke ontwikkeling vor
dert en die z'n hoogtepunt vindt in de
roze-blauwe periode in Zeeland van on
geveer 1908 tot 1911. Proust komt in
diezelfde periode in Cabourg tot de cre
atie van zijn hoofdmetafoor aan de Nor-
mandische kust: de Rozentuin van Bal -
bec. Het thema van de zee is nauw
verwant met het verlangen naar de
moeder(s) en de kleur blauw is van meet
af aan gereserveerd voor de moederlijke
figuren, want de metafoor van de rozen
van Balbec verenigt de twee wezenlijke
richtingen van het Proustiaans verlan
gen: een scala van erotische roze tinten
voor de bloeiende meisjes, met name
voor de twee grote liefdes van de Ver
teller: Gilberte en Albertine die substitu
ten vormen voor de moeder; blauw voor
het eerste, maar onbereikbare liefdesob
ject: de moeder.
Deze twee complementaire kleuren, die
Proust reserveert voor de belangrijkste
liefdes van de ik-figuur, vinden we bij
Mondriaan op verschillende doeken die
ontstaan zijn in de Zeeuwse periode, zo
als: een versie van de vuurtoren in West-
kapelle uit 1908, in portretten zoals
Zeeuwsche Boer en Zeeuwsch Meisje,
De rode boom, De rode molen (1911),
in portretten van bloemen met name de
amaryllisserie. Jaffé schrijft over de rode
boom uit 1908: "Ook hier is het natuur
lijke kleurengamma teruggebracht tot
de tegenstelling van rood en blauw die
symbolisch een evenwicht moet uitbeel
den tussen tragiek en verstilling"20); tus
sen hartstocht en het spirituele, tussen
het dionysische en het apollinische.
Het doek De rode wolk (1907) wordt
vaak beschouwd als een overgangsschil
derij dat een heroriëntering betekent
van Mondriaans kunst, uitgangspunt
voor een rijke en nieuwe ontwikkeling
en een bevrijding van de conventies van
de Haagse School. Ook Molen bij zon
licht (1908), geschilderd in Zeeland,
heeft een belangrijke plaats in zijn oeu
vre. Het palet is hier tot de drie primaire
kleuren: rood, geel en blauw uitgebreid;
kleuren die het latere handelsmerk van
Mondriaan in zijn abstracte composities
zullen vormen. Ook in de Recherche do
mineren, zoals we gezien hebben, deze
drie primaire kleuren.
De invloed van de zee en de kleur blauw
is bij beide kunstenaars essentieel ge
weest en typisch is dat er zowel bij
Mondriaan als bij Proust sprake is ge
weest van de creatie van een Zeeuws
meisje, hoewel dit meisje bij beiden
moeilijk te traceren is.
Op zoek naar het Zeeuwse Meisje
In januari 1994 las ik in de PZC het arti
kel "De geest naar den voorgrond"21),
waar, onder de kop "Zeeuws Meisje",
het citaat van Mondriaan te lezen stond
waarin hij een uitleg geeft over de rode
kleur haar van zijn model. Toen ik bij het
Haags Gemeentemuseum telefonisch in
formeerde naar het schilderij Het
Zeeuwsch Meisje omdat ik inmiddels
nieuwsgierig was geworden naar de
exacte kleur rood van de vlammende
haardos, zei men aarzelend dat men
geen Zeeuwsch Meisje kende maar dat
ik waarschijnlijk het schilderij Devotie
bedoelde. Ik nam onmiddellijk aan dat
dit het schilderij was waarover in de
krant gesproken werd en nam verwach
tingsvol de trein naar Den Haag. Dwa
lend door de Mondriaanzalen bleek al
snel bij navraag dat het schilderij ge
woonlijk in het depot vertoefde. De
concierge van het depot moest echter
tot zijn spijt mededelen dat het schilderij
Devotie voor enkele maanden uitge
leend was aan het Musée d'Art moder
ne in Parijs. Als compensatie mocht ik in
het depot een ander meisjesportret van
Mondriaan aanschouwen en in de bibli
otheek kreeg ik inzage in verscheidene
boeken over Mondriaan, ondermeer een
catalogus van Cor Blok, waarin ik als ti
tel van een doek, naast Zeeuwsche
Boer, ook de titel Zeeuwsch Meisje aan
trof dat zich in een privécollectie in
Friesland zou bevinden. Ruim een jaar
later en mijn verbeelding tot het uiterste
geprikkeld vond ik eindelijk een afbeel
ding van Het Zeeuwsche Ale/s/e in een
boek van Coos Versteeg Mondriaan
Een leven in maat en ritme. Eindelijk
oog in oog met Het Zeeuwsche Meisje
en ze viel natuurlijk tegen: ze is geschil
derd in rood en blauw, dezelfde kleuren
als haar pendant De Zeeuwsche Boer,
maar in lichtere tinten. De grote rode
ogen kijken ietwat starend vanonder de
grote witte muts, waarvan het onderste
gedeelte in twee vleugels over haar
schouders uiteenvalt. Het lichaampje,
onder de bloedkoralen ketting die de
hals opvult, lijkt qua afmeting iets te
klein voor het vrij grote hoofd waardoor
een popperige, onnatuurlijke indruk
ontstaat. In tegenstelling tot de Zeeuw
se Boer die, ondanks de gebruikte kleu
ren rood en blauw, een zeer solide, stof
felijke indruk maakt en de connotatie
Zeeuws Tijdschrift 63