komstig uit Douglas, op het eiland Man.
Het schip heeft een Zweedse crew (kapi
tein en officieren) en een Filipijnse beman
ning. Deze mengelmoes verbaast nie
mand: dat is dagelijkse praktijk. Een
<westie van uitkiezen welke haven de bes-
re voorwaarden kent voor de vracht die je
doorgaans vervoert, de meest deskundige
oemanning die Engels spreekt en de goed
koopste matrozen die lange tijd van huis
willen blijven.
Harry: 'Zou het niet leuk zijn om terug te
varen op die boot?' Dat lijkt me geweldig
en dus klimt hij de Rupelmonde af en de
vele trappen naar de brug van de Fandan
go op om toestemming te vragen. Be
zweet en beteuterd komt hij terug. In prin
cipe mag het wel, maar de moeilijkheid zit
m in de vraag hoe we van het schip afko
men in de sluis van Terneuzen. Hans, Jan
en Kees proberen met ons een oplossing te
'inden: met een touwladder is te gevaar-
ijk, omdat je door de ronding van het
schip niet boven de kade uit zal komen. Ze
zullen niet voor ons de trap uitzetten. Er is
/vel een personenliftje op de sluis, maar
dat kost geld. Het is jammer. Op de Rupel
monde is het gezellig en dus zijn we niet
rouwig. De loods gaat aan boord en hoort
van onze vraag. 'Meteen komen', zegt hij
via de radio. Hoe we er in de sluis afko
men, 'dat zien we dan wel weer'. Plotse-
ng nemen we vervroegd afscheid van de
bemanning van de Rupelmonde.
Benzeen
De Fandango heeft in de haven van Gent
een lading benzeen gelost: de geur van dit
kankerverwekkend chemisch middel is
overweldigend. Ook vervoerde het caustic
soda (de pure vorm van onze keukensoda)
dat een gat in je hand brand bij direct con
tact. Voor de ballast is het ruim gevuld met
water. In de mast hangt een zwarte cilin
der, aanduiding van de grootte van het
schip, en een rode vlag, aanduiding van
gevaarlijke stoffen. De wit-rode vlag die de
Fandango voert betekent loods aan boord.
Middenop het schip staan metalen blus-
kanonnen die veel weg hebben van een
bolle uitvoering van mitrailleurs: wel tien,
direct klaar voor gebruik. De bemanning is
nog in de weer om het dek weer schoon te
maken. Het spoelwater waarmee het ruim
is schoongemaakt, wordt op het water ge
decanteerd. Het slob (afvalstoffen) wor
den geloosd in daarvoor bestemde bassins.
Deze dubbelwandige tanker is nu op weg
naar Noorwegen om daar benzine te la
den bestemd voor de Verenigde Staten.
Machtig
Het schip is enorm: 183 meter lang en met
een massa van 28.000 ton. Niet eens een
van de grootste die door het kanaal kun
nen, maar na de Rupelmonde lijkt de
Fandango een stad. Er werken 22 mannen
aan boord, wat ik niet veel vind. Er is een
zwembad - nu leeg - en een basketbal
veldje een verdieping lager dan de brug.
De hut van de tweede stuurman - toch
niet echt hoog in rang - bestaat uit een
slaapgedeelte en een zitkamer annex stu
deerkamer, plus een privé-douche. Enorme
luxe vergeleken bij de krappe ruimte van
de Rupelmonde, maar Kees, Hans en Jan
hoeven niet tien weken dag en nacht op
het schip te blijven. De Filipijnse beman
ning vaart zelfs negen maanden achtereen,
waarna ze drie maanden verlof hebben!
Patrick de Bakker, de loods, staat naast Erik
Andersson, de kapitein, op de brug. Het is
ondertussen prachtig weer geworden. De
zon schijnt. Harry en ik krijgen vanaf deze
hoogte, met dit weer en op zo'n boot een
heel ander beeld van het kanaal. Nu kun
nen we ook het mooie, groene achterland
zien. Het zottekot bij Zelzate en het park:
alles heeft plots een andere dimensie. Een
machtig gevoel. Kinderdromen steken op
eens weer de kop op: varen over de we
reldzeeën. Na dagen water weer land in
zicht, dolfijnen en meeuwen als enige
metgezellen. Anders alleen water, meer
water en de wind.
Machinegeweld
Harry en ik mogen een kijkje nemen in de
machinekamer: binnendoor weer vele
trappen af. De vriendelijke bemanning
wijst de weg. Een hels kabaal dreunt ons al
tegemoet. Twaalfduizend paardenkrach
ten stampen in de machinekamer. Wan
neer we afdalen, zien we aanvankelijk al
leen nog de zuigers van de motor. Nog
verder naar beneden is de werkelijke mo
tor. Ongelooflijk zo groot. Direct heb ik
medelijden met de mannen die in dit helle
gat werken moeten: de Fandango vaart
nu uitermate rustig en de hitte is nu al
enorm, het lawaai oorverdovend. Achter
dik glas zitten de Zweedse machinisten.
Beschermd, dat wel. Toch zou ik niet graag
hun plaats innemen. Het loon compen
seert veel, zegt een van hen.
Op de brug is het aangenamer. Ik maak
een praatje met leerling-zeeloods Hans van
Coder, die op weg is naar het pilot-station
in zee 12 mijl uit de kust van Westkapelle.
We moeten wachten voor de brug van
Sluiskil, omdat er tussen half vijf en vijf uur
's middags geen boot door mag: dan gaan
de auto's voor. 'Zijn we nu in Nederland?',
vraagt de kapitein droogjes. Een fraai visi
tekaartje. Terwijl we wachten, verwaaid de
boot en dreigt af te drijven. Verbazingwek
kend wat een invloed de wind nog heeft
op zo'n enorm schip. De Rupelmonde en
de Schotland trekken de Fandango steeds
recht. Als de brug eenmaal open gaat voor
de scheepvaart, is het dringen. Er is veel
stuurmanskunst voor nodig om nu geen
averij op te lopen.
Wanneer we de Westsluis naderen, lijkt het
onmogelijk dat dit enorme schip daar in
past. De Fandango lijkt veel te breed en te
lang. Dat gaat nooit goed. Maar het schip
is ook zo gekomen en de loods is kapitein
geweest op dergelijke schepen... De stuur
manskunsten van loods en stuurman, van
de bemanning van de sleepboten, kunnen
voortaan rekenen op mijn volle bewonde
ring. Het water dat het schip verplaatst
door de sluis binnen te varen, veroorzaakt
enorme kolkingen.
Ondergaande zon
Als we in de sluis liggen, staat de hoogwer
ker al klaar om ons van boord te halen. Het
woord van een loods is wet op het water.
We schudden vele handen, zwaaien nog
een keer en verlaten dan het zeeschip. De
loods gaat er in Vlissingen af, met een
touwladder. Morrend haalt de sluisbedien-
de ons van de Fandango, een voor een,
met de lift. Op de kade staan mensen te
kijken naar deze grote boot. Vanaf de wal
maakt het al veel indruk. De ervaring er bo
venop te staan, is zoveel meer indrukwek
kend; dat zal ik niet licht vergeten.
Harry en ik stappen in de auto, wat even
vreemd voelt. Ik mis een veerdienst bij
Breskens op de nipper, maar het kan me al
lemaal weinig schelen. Het was een prach
tige dag. Op de boot naar Vlissingen geniet
ik van de koele wind op het dek. Wanneer
ik een loodsboot van een zeeschip terug
naar Vlissingen zie varen in het licht van de
ondergaande zon, moet ik hardop lachen.
Ik zwaai uitbundig. De overige passagiers
kijken verrast op. Langzaam verdwijnt de
Fandango achter de horizon.
Met dank aan Harry van Tiel.
Zeeuws Tijdschrift 23