Scheldeterrein in Vlissingen. Dat komt op termijn be schikbaar door verhuizing van De Schelde naar Vlissin- gen-Oost. Het Scheldeterrein en de herbestemming er van moet volgens hen wezenlijk deel uitmaken van het denken over de toekomst van Vlissingen. 'Het is een ge geven, je wéét dat het gaat gebeuren dus daar kun je nu al plannen voor gaan maken', zeggen ze. Daar is nog nauwelijks sprake van. Er zijn hooguit enkele ideeën geopperd: een mini- metropool, naar het voorbeeld van het MECC-congres- centrum in Maastricht, een luxe jachthaven voor zee zeilers en woningbouw. Van den Bos en De longh den ken veel meer aan een combinatie van functies. 'Wat de oude stad ook in zich had: wonen, werken en recreëren in één gebied, géén monocultuur. Je moet eerst goed kijken wat de andere wijken en delen te bie den hebben en waar nog niét in wordt voorzien.' Een grootstedelijke aanpak is volgens hen in ieder geval uit den boze. 'Je moet er iets neerleggen waar de mensen graag naar toekomen en dan niet zozeer in architectuur. Dus géén Kattenbroek aan het water, dat is niet bijzonder genoeg. Veel meer iets dat steeds blijft trekken door de jaren heen, een invulling dus op cultureel en maritiem gebied.' Ze praten bewust nog niet over dé bestemming, want die moet nog niet worden benoemd. 'Druk er nu nog geen stempel op, ga je liever eens eerst breed ori- nteren.' Ze hebben wél een uitgesproken mening over wat er absoluut niét moet gebeuren. 'Ga het alsjeblieft niet volproppen met woningen en gebouwen. Natuurlijk is de verleiding erg groot om dat te doen, maar het zou zonde zijn. Die enorme ruimte is nu juist zo mooi, be nadruk die en benut die in plannen voor herbestem ming.' Voor hen staat het ook absoluut niet vast dat de oude gebouwen en loodsen op het terrein moeten wor den gesloopt. Hergebruik voor kleinschalige bedrijvig heid is een heel goed alternatief. De situatie is volgens hen wel goed te vergelijken met die van de Kop van Zuid in Rotterdam. 'Ook een ge bied dat aan het eind van z'n latijn was, waar alle havenactiviteiten uit moesten vertrekken. Daar heeft men opnieuw geprobeerd een mix te maken van wo nen, werken en recreëren. Door gebruik te maken van wat er al is, wil men daar de levendigheid en bedrijvig heid terugbrengen. Dat moet straks óók met het Schel deterrein gebeuren, uiteraard op een veel kleinere schaal.' Eerst breed oriënteren Hun voorste] tot aanpak is afwijkend. Het vertrekt van uit een ander punt. Voordat er gesproken kan worden over plannen voor het Scheldeterrein en de binnenstad van Vlissingen moet er volgens de ingenieurs eerst naar de samenhang met de omgeving worden gekeken. 'Naar de wegenstructuur bijvoorbeeld. Hoe kom je nu Vlissingen binnen en wil je wel dat dit de hoofdingang- van de stad is? Wat ga je doen met de grote (par keerruimte bij de veerhaven als straks de PSD-boten verdwijnen en het station helemaal kaal komt te liggen? Wat gebeurt er in de toekomst met het Kanaal door Walcheren? Zal dat uiteindelijk niet worden gedicht, zo dat er een einde wordt gemaakt aan deze scheiding door het hele eiland? Worden Middelburg en Vlissingen één gemeente of komt er -sneller dan verwacht- mis schien wel één gemeente Walcheren?' De antwoorden op die vragen zijn mede bepalend voor de toekomst van Vlissingen weten Van den Bos en De longh. 'je moet van groot naar klein gaan. Het Schel deterrein is maar een onderdeel. Het is wel groot, maar binnen Vlissingen niét het grootste en binnen Walche ren en heel Zeeland maar een hoekje van 33 hectare.' Daarom moet en kun je volgens de ingenieurs nu niet een blauwdruk maken voor de invulling van het Schel deterrein. In plaats daarvan moet een breed samengestelde projectgroep zich eerst breed oriënteren op de samen hang met het grote geheel en de eigen waarden van het terrein. 'Dat moet een aparte projectgroep zijn, niet van de gemeente, wél door de gemeente geïnitieerd.' In die projectgroep moet ook De Schelde vertegen woordigd zijn ('wie kent het terrein nu beter?'), maar zeker ook de toeristische sector, het stadsarchief, de Hoge School Zeeland ('heb je meteen een onderzoeks instituut in huis') en het bedrijfsleven en dat niet alleen uit Vlissingen, óók uit Middelburg vanwege de brede samenhang met het stadsgewest. Scenario's met alternatieven De projectgroep levert ideeën aan, maar komt niet met één plan. 'Het gaat veel meer om ontwerpen in grote lijnen. De voorstellen zijn eigenlijk scenario's waarbin nen van het ene naar het andere scenario kan worden overgestapt. De tijd bepaalt uiteindelijk welke keuzesje maakt. Als het geheel maar binnen het grote kader past.' De ingenieurs waarschuwen voor al te grote haast en onge duld. 'Je kunt niet alles in één keer doen, daarvoor is het veel te grootschalig.' En -zeggen ze- 'je zit niet voor niets in Zeeland. Gun het de tijd, laat de wind er maar eens flink overheen waaien, dan kijkje er weer fris te genaan.' Ze spreken van een proces dat moet leven. Het is volgens hen een achterhaalde gedachte dat een plan van bovenaf kan worden opgelegd. 'Het mag geen kwestie zijn van slikken of stikken, maar de grote lijn moet wél steeds worden bewaakt.' Uitgangspunt is volgens Marjan van den Bos en Evert de longh om gezamenlijk een oplossing te vinden en géén uitverkoop te houden aan projectontwikke laars. Dat is uit den boze. De gemeente moet de regie in handen houden. Ze kunnen zich voorstellen dat de ge meente Vlissingen en De Schelde samen een projectont wikkelingsmaatschappij opzetten. 'Daardoor blijven de winsten binnen het Vlissingse en gaan ze niet naar een projectontwikkelaar die ze elders weer inzet. Dat is ook een vorm van hergebruik, van kapitaal in dit geval.' 14 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1997 | | pagina 16