extra aandacht te besteden aan museumeducatie. Dit
ondanks het feit dat een aantal van die musea niet over
een educatief mederwerker beschikt, zelfs niet altijd
over betaalde, algemene museummedewerkers. Juist
daarom is het PrOM in het leven geroepen, om elkaar te
ondersteunen, te stimuleren en samen projecten te or
ganiseren. In geen andere provincie wordt dit op deze
wijze gedaan. Het PrOM heeft de afgelopen jaren onder
meer een tweemaal per jaar verschijnend informatie
bulletin, de Muzedoze, uitgegeven, en in 19911992 en
1993 gaf het een Zeeuwse invulling aan het Nationaal
Museumweekend door middel van thema's en publieks-
prijsvragen. Op dit moment wordt er gewerkt aan een
brochure, waarin de PrOM-musea zich presenteren en
waarin alle activiteiten en tentoonstellingen tot juli
1999 worden opgenomen. De brochure verschijnt medio
1998 en is met name bedoeld voor het onderwijs.
De Opvreter
Binnen het PrOM werd en wordt ook regelmatig gespro
ken over museumeducatie en basisscholen. De praktijk
wees uit dat het erg moeilijk was om scholen over de
drempel van het museum te krijgen. De redenen hiervan
waren niet echt duidelijk, maar geld, tijd en organisatie
leken een rol te spelen. Ook onbekendheid met de mu
sea zou van invloed geweest kunnen zijn.
Naar voorbeeld van een kleinschalig initiatief in
West-Brabant van vier musea en de sponsor Rabobank,
werd in 1994 begonnen met de voorbereiding van een
groot project voor leerlingen uit groep 7 en 8 van de
basisscholen. Het PrOM was van mening dat alleen een
museumbezoek wat mager is, en heeft daarom een drie
jarig project ontwikkeld, met daarin een klassikaal
museumbezoek rondom een bepaald thema en nog
twee individuele museumbezoeken.
Doel van het project is om basisschoolleerlingen in
de leeftijd van tien tot twaalf jaar te inte
resseren voor musea in hun eigen leef
omgeving en te informeren over
de wijze waarop die musea
hun waardevolle voorwer
pen behouden en behe
ren. Het thema is geko
zen, omdat in die tijd de
uitwerking van het Delta
plan voor Cultuurbehoud in
volle gang was. De keuze voor de
leerlingen van groep 7 en 8 is ge
maakt omdat deze kinderen (nog) op
een speelse manier voor het museum kunnen
worden geïnteresseerd. De speelse manier werd gevon
den door het thema in een strip te verwerken. De
Middelburgse striptekenaar Cor de jonge werd hiervoor
benaderd. Nadat hij door de museummedewerkers was
ingewijd in de geheimen van het collectiebeheer en hij
in verschillende musea niet alleen de tentoonstellings
ruimten maar ook de depots had bezocht, ging hij aan
het werk. In de musea had hij kennisgenomen van veler
lei beestjes die vraatzuchtig het Zeeuwse culturele erf
goed bedreigen en van daaruit is zijn creatie de Opvre
ter ontstaan, een beestje met zeer scherpe, lange tan
den en sterke kaken en kauwspieren. En die combinatie
is dus heel gevaarlijk, want daarmee kan de Opvreter, de
naam zegt het al, letterlijk van alles op- en aanvreten.
Hoe de Opvreter te keer gaat in een museum, maar
uiteindelijk toch onschadelijk wordt gemaakt is te zien
en te lezen in de strip.
Inhouden organisatie
Het project, dat ondertussen de naam 'Cultuurbehoud
en de musea: de Opvreter' had gekregen, is in mei 1995
voor het eerst aangekondigd in een mailing aan alle
Zeeuwse basisscholen. Vervolgens zijn in september de
deelnameformulieren verzonden. Alle
deelnemende leerlingen krijgen de
strip nog vóór het museumbe
zoek. Daarnaast wordt er aan de
docent een lespakket gestuurd,
waarin verschillende bedrei
gingen van museumvoorwer-
pen aan de orde komen, zo
als de schadelijke werking
van licht, water, stof,
schimmels en insek-
ten. Ook wordt in
het lespakket kort
aandacht besteed
aan het werk ach
ter de schermen
in een museum, zo
als het bewaren van
voorwerpen, het depot en het
transport. De strip en het lespakket zijn bedoeld als
voorbereiding op het echte werk: het museumbezoek.
Dit bezoek vindt plaats in een museum naar keuze in de
eigen regio (Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en de
Beveianden, Schouwen-Duiveland en Tholen, en met in
gang van het schooljaar 1996/1997 ook op Goeree-Over-
flakkee). In overleg met het museum wordt een datum
voor het bezoek afgesproken. Tijdens het bezoek wordt
de groep rondgeleid door het museum, waarbij dus niet
alleen aandacht wordt besteed aan de collectie. Om de
problemen rondom het bewaren van de collectie duide
lijk te maken, is in elk deelnemend museum een
'bewaarkist' ingericht, waarbij door de rondleider tekst
en uitleg wordt gegeven. Hoe deze kist is ingericht is
per museum verschillend: immers, de collecties van de
musea (archeologisch, biologisch, cultuurhistorisch, et
cetera) verschillen en daarmee ook de problemen
rondom behoud en beheer.
Aan het eind van het bezoek ontvangen de leerlin
gen een stempelkaart, waarop al één stempel is gege
ven. Met deze stempelkaart kunnen de leerlingen
individueel twee van de andere deelnemende musea in
Zeeland of op Goeree-Overflakkee gratis bezoeken. Bij
het individuele bezoek krijgen ze een speciale museum
opdracht of volgen een speurtocht, waarna de kaart
wordt afgestempeld. Een volle stempelkaart kunnen ze
24 Zeeuws Tijdschrift