leraren, waarmee ik ook nog steeds warme banden
onderhoud.
Mijn ouders wilden mij in Zeeland houden, waren er
dus op tegen, dat ik buiten de provincie zou gaan
studeren. Van hen hoefde ik geen financiële steun te
verwachten. Daarom moest ik in het eindexamen
jaar geld bij elkaar zien te krijgen, leder weekend -
drie avonden per week, van half acht tot half vier 's
nachts - ben ik toen gaan werken als portier van een
groot café, waar iedere avond een live-bandje op
trad. Het geld dat ik daarmee verdiende, legde ik
opzij voor mijn studie. In bet begin verzuimde ik gym
nastiek- en godsdienstlessen, op den duur was ik de
helft van de tijd afwezig, om me thuis op het exa
men voor te bereiden.
Omdat ik met mijn verzuim een slecht voorbeeld gaf,
wilden sommige leraren mij schorsen voor het exa
men. Maar er waren er ook die mij steunden en de
directie vond het een te zwaar middel, waar ook de
inspecteur geen toestemming voor zou verlenen.
Ik slaagde met zeer goede cijfers en de weg was vrij
om in Amsterdam aan een lerarenopleiding te gaan
studeren. In geschiedenis, mijn hoofdvak, blonk ik
uit. Dat deed me terugdenken aan de pogingen van
zuster Clara, mij naar de LOM-school te sturen. Ne
derlands vond ik minder interessant. De traditionele
grammatica was overboord gegooid. In plaats daar
van verdiepten we ons in de boomstructuren van de
TGG-grammatica, waar we later niets aan bleken te
hebben. De studenten moesten maatschappelijk be
wust worden gemaakt en als een nieuw soort leraar
dat bewustzijn weer overdragen op hun leerlingen.
De Middenschool was het toekomstmodel. Zodoende
moest ik, toen eenmaal zelf voor de klas stond, me
zelf spelling en grammatica aanleren uit allerlei boek
jes.
Ik werd eerst leraar op een huishoudschool in Wor-
merveer. M'n energie richtte zich op het motiveren
van leerlingen en het was een feest te zien, dat dat
lukte. Meisjes, die op de lagere school alleen maar
onvoldoendes hadden gehaald, konden met eenvou
dig leerwerk hoge cijfers halen en stonden van zich
zelf versteld. Vervolgens maakte ik de stof iedere
keer een beetje moeilijker en er werd hard gewerkt,
om de goede resultaten vast te houden. Toen de
school in een fusie werd gestort en de directies el
kaar in de haren vlogen, stapte ik over naar een scho
lengemeenschap. Daar voltrok zich op dat moment
een ramp die het MAVO-project heette. De leraren
kregen van onderwijskundigen inderhaast in elkaar
gestoken themaboekjes met herhalings- en verdiep-
ingssstof. De rol van de docent bestond voorname
lijk nog uit nakijken van multiple choice's. Wat mij
betreft, konden ze net zo goed de conciërge voor de
klas zetten.
Ik ben nog eens terug geweest naar de huishoud-
scboool, waar ik begonnen ben. De leerlingen, die
mij als klassenleraar hadden gehad, haalden mij uit
de lerarenkamer naar hun klas. Ze vertelden ook, dat
er nog maar een paar meisjes waren, die voor Ne
derlands een voldoende hadden op hun rapport. Ze
vonden er niet veel meer aan. Hoe kan een leraar dat
nu doen, vroeg ik mezelf af. Want zo maak je de leer
lingen duidelijk, dat ze zelfs te stom zijn om op de
huishoudschool nog een voldoende te halen.
Ik heb vervolgens nog negen jaar les gegeven op
dezelfde Goese middelbare school, waar ik vanwege
m'n grote verzuim ooit bijna was afgegooid. Toen
de routine erin sloop en ervoor mezelf blijkbaar niets
meer te leren viel, ben ik begonnen aan een- loop
baan buiten het onderwijs - onder het motto, datje
nietje hele leven voor één baas moet werken.
De vernieuwingen, die de laatste jaren in het onder
wijs zijn ingezet, zijn mij verschoond gebleven. Er
zitten goede kanten aan, zoals een beroep op eigen
verantwoordelijkheid bij de leerlingen. De middel
bare school gaat ook beter aansluiten op de sinds
jaren al veranderde basisschool. Jammer vind ik het
wel, dat het traditionele vak van leraar lijkt te ver
dwijnen. Gewoon de stof goed uitleggen, een goed
verhaal vertellen, hoeft niet meer zo. Het kan ook
niet meer, omdat gewoon luisteren ongewoon is ge
worden, een andere tijd vergt ander onderwijs.
Ik bekijk het Zeeuwse onderwijsland vanaf de zij
lijn. Ook de tendens naar fusie en schaalvergroting.
Kolossen die reeds onbestuurbaar zijn, gaan weer
samen. Op de duur zal het exploderen of imploderen,
hoor ik leraren voorspellen. Gaan we het nog mee
maken, dat in reactie daarop weer verantwoordelijk
heden worden gedecentraliseerd? Of is dat net zo'n
ijdele hoop, als te verwachten dat het postkantoor
in Ovezande ooit nog eens zal worden heropend?
Want een klok, die draai je nooit echt terug.
Zeeuws Tijdschrift 37