Biografie Wim Hofman is waarschijnlijk ontstaan in een schuur bij Klein Abeele, toen zijn ouders in de meidagen van 1940 uit Vlissingen wegvluchtten. Ze trokken naar Middelburg, maar toen ook die stad werd gebombardeerd, zochten ze hun toevlucht meer westwaarts, richting Zoutelande. Op 2 februari 1941 wordt hij geboren in Oostkapelle, in het Zeehospitium 'Zonneveld'. Vanwege het voortdurende oorlogsgevaar mochten de vrouwen namelijk niet in Vlissingen bevallen. Zijn vader is Albert Hofman, ketelmaker bij de Konink lijke Maatschappij 'De Schelde', zelf zoon uit een Fries ge slacht. Zijn moeder, Antoinetta van Lith, is afkomstig uit Budel in Oost-Brabant. Ze hebben al een zoon, Zweitse, geboren in 1938 in Vlissingen. in mei 1942 wordt zijn vader tewerkgesteld in Duitsland. Alleen achtergebleven, met twee kleine kinderen, besluit de moeder van Wim terug te keren naar Oost-Brabant, waar zij de oorlogsjaren verder doorbrengt. Wim gaat naar de bewaarschool van de zusters Franciscanessen in Valkenswaard. Bij de bevrijding door de geallieerden in september 1944 wordt er hevig gevochten: brandende hui zen, gewonde soldaten, paniek. Vader Hofman komt terug uit Duitsland, lopend. Hij is sterk vermagerd en verzwakt. Wim herkent hem niet. Terug in Vlissingen blijken praktisch alle huizen bescha digd te zijn. De familie Hofman bivakkeert voorlopig in een kamer in de Spuistraat. In januari 1947 wordt er een derde zoon geboren, Djoep, later Ab genoemd. Pas in december 1947 komt er een redelijk huis beschikbaar. Zijn lagere schooltijd brengt Wim door op de R.K. Parochiale Jongensschool in de Glacisstraat in Vlissingen, waar hij niet alleen voor godsdienst regelmatig een 10 haalt. Hij speelt vaak aan het strand, zwerft rond, tekent veel en voetbalt bij sportvereniging 'Walcheren'. In 1949 en 1953 worden nog twee broers geboren, Harrie en Anton. Er is niet veel geld. De overstroming in 1953 ervaart Wim als een avontuur. Hij wil missionaris worden in Afrika, gestimuleerd door romantische verhalen over oerwouden en slangen, Kuifje en Karl May. Daarom vertrekt hij in september 1953 naar Sterksel. Tot 1955 volgt hij daar de Grote Figuur en de Kleine Figuur aan het Sint Pauluscoilege van de Witte Paters. De Syntaxis en de Poësis worden gegeven in Santpoort aan het Lavigriecollege. Wim gaat piano en banjo spelen, rock en roll- en bluesmuziek. Hij ontdekt de experimentelen, leest Atonaal en gaat schilderen. De Retorica is weer in Sterksel. Samen met Peer Hoekstra is hij actiefin de schoolkrant redactie. Hij speelt toneel, maakt muziek in de schoolband en schildert nog steeds. Het laatste deel van de middelbare schoolopleiding heet Philosoficum en daarvan volgt Wim een halfjaar in Boechout bij Antwerpen en anderhalfjaar in Sint Charles bij Esch. De lessen van Sjef Donders maken veel indruk op hem. De eigenlijke priesteropleiding begint met het noviciaat in Broomehall, een 18e eeuws Engels landhuis in Surrey van 1951 tot 1962. Vooral het landschap bevalt Wim en hij wandelt veel in de heuvels. Hij leest Engelse dichters, onder andere Dylan Thomas, Louis Macneise, Lewis Carrol en ontdekt de schilderijen van Stanley Spencer. Ook Paul Eluard en de surrealisten inspireren hem: Libert. In het Studiehuis van de Witte Paters in Heverlee, bij Leuven, wordt de opleiding voortgezet van 1962 tot 1965. Daar maakt Wim de verhalenbundel Welwel, de zeer grote tovenaar af, waar hij in Santpoort aan begonnen was. Hij blijft actief: speelt toneel, bombardon, is kapper, koster, bakker. Juli 1965 wordt hem medegedeeld dan men hem niet geschikt acht als Witte Pater: 'II a ses propres idéés'. Com mentaar van Sjef Donders: 'Nu pas?' Wim besluit toch priester te worden. Hij gaat naar het groot-seminarie in Hoeven, Noord-Brabant. Daar maakt hij kennis met een gesloten wereldsysteem. Na zijn priesterwijding wordt hij parochiegeestelijke in Rijsbergen. Na drie maanden wordt hij al overgeplaatst naar Rijen en ook daar merkt Wim dat zijn ideeën niet overeen komen met de officiële leer. In 1968 wil hij alsnog naar Afrika. Daarvoor moet hij afspraken maken in Rome en hij vraagt aan een onderwijzeres in Rijsbergen die toevallig herfst vakantie heeft: 'Ga je niet mee?' Ze gaat mee. Wim Hofman en Toke Mertens trouwen 2 februari 1970. Hij is dan drie maanden in Afrika geweest, van januari tot april 1969. In 1969 komt zijn eerste kinderboek uit: Welwel, de zeer grote tovenaar, vormgegeven door Rinus de Vringer en Aldert Witte. Wim heeft intussen een baan gekregen bij de Stich ting Hulp aan Buitenlandse Werknemers in Rotterdam en hij verhuist van Breda naar Capelle aan de ijssel. Vervolgens solliciteert hij naar een functie als adjunct-directeur van de Zeeuwse Culturele Raad in Middelburg, waar hij 1 maart 1971 in dienst treedt. In Vlissingen wordt 21 maart 1971 zoon Maarten geboren, in Middelburg 12 april 1972 dochter Machteld. Wim publiceert het ene boek na het andere en krijgt regelmatig prijzen en onderscheidingen. In 1996 neemt hij, na 25 jaar, afscheid van de Culturele Raad, die dan inmiddels raad voor Volksgezondheid, Maatschappelijke ontwikkeling en Cultuur (VMC) heet, om zich geheel te gaan wijden aan het schrijven, tekenen en schilderen. 8 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1998 | | pagina 10