krant overhandigden alsof het om een collectors item ging- Eindeloze discussies waren het gevolg van deze tactiek, maar een echte socialist voelde zich onverslaanbaar aan de deur. Dat had te maken met de rigide scholing. De leer van het historisch materialisme was ons niet onbekend, maar belangrijker was onze bedrevenheid in de dialectiek. Grofweg gezegd konden we iedereen plat lullen als het nodig was. Of zoals mijn moeder het zich onlangs liet ontvallen: we konden niet meer met je praten in die tijd. Ik neem nu aan dat er in haar opmerking een kern van waarheid zit. Op een avond had ik echter aan de deur weinig in te brengen. Ik belde ergens aan in het oude centrum van onze havenstad, in het buurtje waar Rinus al bijna zijn hele leven woonde. Hier waren de mensen behoorlijk op onze hand. Hier geen bekakte opmerkingen of botte afwijzing. De gezette zestiger die opendeed, zag er echter minder toegankelijk uit dan zijn buurtgenoten. Vertel het eens makker, zei hij op licht superieure toon. Ik beschikte over een paar standaardopeningen voor een gesprek. Binnen een fractie van een seconde moest ik beslissen op welke toer ik ging. Kinderachtig heden waren aan deze man niet besteed, begreep ik. Ik stak van wal, maar merkte dat mijn woorden weinig indruk maakten. 'Nummer vier,' zei hij plotseling nors. 'Nummer vier?' 'Die nummer vier van jullie lijst, die heeft in de oorlog met een geweer achter me gestaan.' 'Weet u dat zeker,' vroeg ik met een hese, aangesla gen stem. 'Het is zo, vraag het hem maar eens. Drie november, 1943.' 'Kan ik nog contact met u opnemen?' 'Je doet maar,' en meteen werd de deur dichtgesla gen. Koortsachtig beraad na deze dreun voor onze partij afdeling. Contact met het hoofdbestuur. Hun advies was: ga na wat er met die Rinus aan de hand is en laat de man zich terugtrekken als het waar is, eventueel onder het mom van een zwakke gezondheid. Kathy en ik moesten de klus opknappen. Op een avond dat zijn vrouw naar een club was -'We moeten je alleen spreken'- gingen we op bezoek bij Rinus. Over de aard van het gesprek hadden we niets losgelaten. Rinus ontving ons hartelijk alsof we zijn kinderen waren. Het was een zachte veelbelovende mei-avond en onze missie leek absurd. Na enkele inleidende opmerkingen, knikte Kathy nauwelijks merkbaar in mijn richting en ik stak van wal. Ik zorgde ervoor dat mijn stem hard en overtuigend klonk. Rinus sloeg zijn ogen neer tijdens mijn betoog en spreidde zijn korte ruwe handen op de krant van die dag. Met toonloze stem ontkende hij het incident. 'Ik heb nooit iemand met een geweer bedreigd,' verdedigde hij zich. 'Maar waarom zegt die man dan zoiets? Zo'n opmerking komt toch niet uit de lucht vallen,' drong ik aan, stille tjes hopend op een opmerking van zijn kant die alle verdachtmakingen van tafel zou vegen. 'Ben je in de oorlog lid van de NSB geweest?,' vroeg Kathy plotseling. Rinus zuchtte en knikte bevestigend. In korte tijd kreeg onze afdeling zo twee klappen te verwerken. De derde, de fatale, werd een week na de verkiezingen uitgedeeld. Overigens hadden onze in spanningen 321 stemmen opgeleverd, meer dan de drie andere kleine linkse partijen samen, ofwel een halve zetel. Kathy, onze charismatische aanvoerder, belde op een middag op en vroeg om een spoedberaad van het afdelingsbestuur. Desiree en ik namen aan dat het om de spionagezaak ging of om het oorlogsverleden van Rinus. Kathy kwam en vertelde ons onomwonden dat ze verliefd was geworden op een Ierse zeeman. 'Wat heb je met je haar gedaan?,' vroeg mijn vrouw. Het bleek dat de zeeman haar geknipt had. Hij had een paar jaar gevaren, maar was daarvoor kapper ge weest. Op een avond had hij haar uitgenodigd om over plaatselijke politiek te babbelen en daar was het dus blijkbaar niet bij gebleven. 'We vestigen ons in Ierland,' zei ze eenvoudigweg. 'Ik heb al ontslag genomen op mijn werk.' Ik feliciteerde haar met haar coiffeur en vervloekte haar inwendig vanwege het tijdstip dat ze uitgekozen had om de roep van de natuur te volgen. 'Einde afdeling,' stelde ik laconiek vast. Want ik was dan misschien de man van de ideeën geweest; zij was ons gezicht. En om een gezicht ging het ook toen al in de politiek. Een maand later was ze met haar 'O Neill getrouwd. Ze vertrok dezelfde dag nog naar Ierland en liet nooit meer iets van zich horen. Ik hield me hierna nog een tijdje overeind tussen de politieke brokstukken van mijn afdeling, maar diep in mijn hart voelde ik dat het niets meer kon worden. Ik mocht dan nog groggy rondwankelen, de afdeling was getroffen door een knock-out. Een jaar later ging ik uit de partij en dat voelde niet eens aan als een bevrijding, eerder als een amputatie. Zeeuws Tijdschrift 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1998 | | pagina 15