Berserik, Zelfportret boven de
polder, olieverf op linnen, 1973.
Coll. Museum Van Bommel-Van
Dam, Venlo.
Uit: John Sillevis en Hermanus
Berserik, Hermanus Berserik,
Nijgh Van Ditmar, Den Haag 1983,
p. 29.
de polder als voorbeeld, verwees Hans Warren naar het
surrealistische element in Berseriks werk.
De laatste jaren lijkt dat element minder uitgespro
ken, al blijft Berseriks 'invalshoek' herhaaldelijk een
gevoel van verrassing teweegbrengen. Dat geldt ook
voor zijn nieuwste werken, die veelal het water als on
derwerp hebben. Al in 1952 schreef de kunsthistoricus
Jos de Gruyter dat Berseriks voorliefde uitging naar de
waterkant, naar het havenbedrijf en dan vooral naar de
boten 'met hun masten en gebanderolleerde pijpen,
lokkende vreemde gevaarten die altijd - als hijzelf - op
weg schijnen naar een briezig paradijs'.
Bladerend in het boek Hermanus Berserik, een
publicatie uit 1983 van John Sillevis en de kunstenaar
zelf, gaan mijn gedachten regelmatig naar Dirk Nijland -
ook zo'n vriend van het water. Berserik voelt zich, lees
ik, verwant aan de Haagse schilder W.B. Tholen, die met
zijn Lemmer-aak Eudia regelmatig uitvoer naar de toen
malige Zuiderzee en van zijn zeiltochten thuiskwam met
vele schetsen van havengezichten.
Ogenblikkelijk ben ik terug in Toorops tijd. Tholen
legde vanaf 1908 enkele zomers aan in de haven van
Veere, zijn vrouw zocht dan onderdak bij de postkantoor
houder ter plaatse maar hij bleef aan boord. In 1913
deed hij mee aan de Domburgse tentoonstelling van dat
jaar, met vier olieverven van respectievelijk een haven,
een mosselbank, een werf en een vuurtoren.
Vijfentachtig jaar later exposeert Berserik in Dom
burg, in een nagebouwde versie van Toorops oude
tentoonstellingsgebouwtje. Uit de geëxposeerde werken
blijkt niet alleen het vakmanschap van de schilder en
graficus, maar ook de grensoverschrijding die hij zich
zelf toestaat binnen de grenzen die hij zichzelf evenzeer
heeft gesteld. Alleen al daarom is deze tentoonstelling
alleszins de moeite waard.
Stiekem toch wel een beetje een ere-Zeeuw
Met deze expositie overschrijdt ook het Domburgse
Marie Tak van Poortvliet Museum een grens. De succes
volle tentoonstellingen die het gedurende de eerste vijf
jaar van zijn bestaan op zijn naam mag schrijven, waren
stuk voor stuk gericht op de deelnemers aan de
Domburgse tentoonstellingen van 191 1-1922. Hermanus
Berserik is de eerste nog levende 'op Walcheren wer
kende of wonende' schilder die in het museum expo
seert. Wat een goed initiatief van een museum dat er
naar streeft tweemaal per jaar met een mooi verzorgde
tentoonstelling te komen! Niet alleen kan men op deze
wijze een vinger aan de pols van de tijd houden, maar
ook wordt zo enige ruimte geschapen voor het verant
woord blijven brengen van exposities met de Domburgse
kunstenaarskolonie uitjan Toorops tijd als thema.
Hans Warren heeft een belangrijke rol gespeeld bij
de totstandkoming van deze tentoonstelling. Zijn be
trokkenheid klinkt misschien nog wel het meest direct
door in het volgende fragment uit zijn openingsverhaal:
'In het midden van de jaren zestig kocht Berserik een
zeilbootje dat hij de Manus lil doopte. Zijn vader, een
hartstochtelijk amateur-schilder, was Manus I, hijzelf
Manus II. Er zijn nog een paar varende Manussen ge
volgd. De bootjes brachten hem geregeld naar de
Zeeuwse stromen en een favoriete stek werd de
Vlissingse boulevard nabij het standbeeld van Michiel de
Ruyter. Hij heeft die hoek vele malen afgebeeld, er han
gen ook een paar voorbeelden hier. Dat plekje van
Vlissingen, dat ik meermaals als een van de mooiste
panorama's van ons land heb horen roemen, is mij van
kindaf zéér vertrouwd. Mijn grootvader van vaderszijde
18 Zeeuws Tijdschrift