'Treurig hoor', zegt hij. 'Die scholen daar, geen spelende
kinderen, geen tuinjes. Niets, alleen maar leren om later
-in Amerika- iets te kunnen worden.'
Langdurige opsluiting. Zo heeft hij zijn eigen (mid
delbare) schooljeugd op het internaat in Brabant zeker
niet ervaren. Hij spreekt er nog steeds enthousiast over,
blijmoedig. 'Je was in ieder geval van je ouders af en dat
is al een groot voordeel. Je moest er dus behoorlijk
zelfstandig zijn. Als er een knoop van je gulp af was,
moest je die er zelf weer aan zien te krijgen. Wat natuur
lijk wel een drama was in die tijd, maar je leerde er óók
van. Er werden heel andere eisen gesteld dan thuis waar
alles geregeld was. In zo'n jongensgemeenschap ging
het heel anders. We hadden allemaal zo'n beetje het
zelfde doel, we waren enthousiastelingen. Er werd veel
gesport, samen muziek gemaakt. Maar je moest het wel
allemaal zelf organiseren. Dat kon ook heel gemakkelijk,
want alles was er of was heel dichtbij. Ik heb me daar
zeker niet onvrij gevoeld.' Hij is er rijker door geworden.
Had niet graag geruild met een ander op een gewone
middelbare school. 'Er was ook heel veel kunst, dat zag
je in Vlissingen niet. Het heeft enorm bijgedragen aan
mijn culturele vorming: toneelspelen, muziek en ook de
schilderkunst. Die heb ik daar ontdekt, op mijn vijf
tiende.'
Heilzame leegte
Het is zachtjes gaan regenen. Dus eerst nog maar een
koffie. Hij geniet van de rust, die op deze maartse dag
strand en tent bevolken. We spreken over de aangename
leegte van Zeeland in deze tijd van het jaar. Over de rust
en de ruimte, over de -vaak- zelfgekozen eenzaamheid
ook, die hij nodig heeft om te kunnen werken. Hij moet
er niet aan denken om voortdurend te worden gebombar
deerd met invloeden en indrukken. Heel af en toe, zoals
onlangs bij de uitreiking van de Woutertje Pieterse prijs,
vindt hij het best wel even leuk om in Amsterdam te zijn,
maar hij is ook weer blij als hij terug kan naar Zeeland.
Eigenlijk hoort hij ook nergens bij. Een glimlach ter
bevestiging. Kunststromingen en kunstenaars
gezelschappen zijn altijd aan hem voorbij gegaan.
'Gelukkig maar'. Wim Hofman is gewoon blijven schrij
ven en tekenen. Het één kwam uit het ander voort, of
omgekeerd, dat is ook hem niet helemaal duidelijk. 'Ze
hebben wel duidelijk met elkaar te maken, lopen in
elkaar over', zegt hij. Als waarnemer is de observatie
vaak het vertrekpunt van zijn schrijven. Bij het tekenen
gaat hij eerder uit van het beeld in zijn hoofd dan van
wat hij in werkelijkheid ziet. 'Eigenlijk zou ik veel méér
willen. Als je de zee gaat beschrijven, wat ik dus vaak
probeer, dan wil je dus eigenlijk ook het geluid en de
kleuren erbij. Als je het zit te schilderen is het natuurlijk
heel iets anders dan wanneer je het opschrijft. Met
kleuren werkje toch heel anders dan met letters. Bij het
schrijven ben ik geneigd om vergelijkingen te zoeken:
grijs als potlood, zwart als inkt. Als je schildert maak je dat
grijs, het beeld werkt direct.'
Schrijver ofkunstenaar?
Hij is óók beeldend kunstenaar. Hij maakt kunst, al is die
veel minder bekend dan zijn boeken, verhalen en illus
traties. 'Toch zijn er veel particulieren die werk van me
hebben gekocht en ik deed vaak mee aan groepstentoon
stellingen, ook buiten Zeeland. Maar, ik loop er niet zo
mee te koop. De uitdrukking: ik maak kunst, vind ik wat
ongelukkig. Voor mij is het toch ongeveer hetzelfde als
een kinderboek schrijven. Het één ligt in het verlengde
van het ander. Voor mij is het heel gewoon en voor som
migen die mij kennen óók.' Er is volgens hem wel een
praktische verklaring voor zijn -betrekkelijke- onbekend
heid als kunstenaar. 'Voor beeldende kunst is de versprei
ding in Nederland veel minder goed geregeld dan voor
literatuur. Voor boeken hebben we hier een tamelijk goed
systeem van uitgevers die het werk voor je doen. Je
hoeft alleen maar te produceren. Bij beeldende kunst is
het slecht georganiseerd, je moet ais kunstenaar met je
map onder de arm gaan leuren.' Dat ligt hem absoluut
niet, hij heeft weieens geprobeerd wat te verkopen bij
winkels en galeries, maar hij is er niet voor in de wieg
gelegd om zichzelf zo aan te prijzen.
Dat hij voornamelijk als kinderboekenschrijver
wordt betiteld vindt hij wel best. Hij beschouwt het zelfs
als een compliment. 'Ik heb wel een zwak voor kinderen.
Een paar jaar geleden heb ik het verhaal van Klein
Duimpjevoor mezelf opnieuw verteld. Daar heb ik zeker
twee jaar over gedaan en dat is nou het leuke van
Zeeuws Tijdschrift 7