De Zomer van Schütz
Schilders van Zeeland (1817-1933)
W.J. Schütz, Voetjes wasschen, olieverf, z.j. [Domburg]. Foto A&A Verburg.
FRANCISCA VAN VLOTEN
De kunstcriticus Plasschaert omschreef de vader in zijn
Korte Geschiedenis der Hollandsche Schilderkunst
(1923) als 'zeeschilder, etc.', de (oudste) zoon als
'voornamentlijk schilder van de Zeeuwsche stroomen
met schepen'. Die omschrijving klopt, maar ze is wel
erg karig. Dat Jan Frederik (1817-1888) en Willem
Johannes Schütz (1854-1933) in hun bloeitijd uitsteken
de zeeschilders waren, wordt deze zomer op Walcheren
uit de doeken gedaan.
Drie prachtige kleine tentoonstellingen van in totaal
zo'n honderd schilderijen en tekeningen, hebben een
plaats gekregen in het Marie Tak van Poortvliet Museum
in Domburg, het Zeeuws Museum in Middelburg en het
Stedelijk Museum in Vlissingen. Opvallend is dat de
exposities zo goed bij de desbetreffende musea lijken te
passen; de juiste werken hangen op de juiste plaats en
de inrichting - steeds tegen een andere zeeblauwe
achtergrond - is telkens weer voortreffelijk gedaan.
W.J. Schütz
In het Zeeuws Museum en het Stedelijk Museum zijn
werken van beide Schützen te zien. Het Domburgse
museum richt zich geheel op W.J. Schütz, de zoon, die
aan alle Domburgse tentoonstellingen tussen 1911 en
1920 heeft meegedaan.
Tekenen en schilderen was Willem Schütz met de
paplepel ingegoten. Inspiratiebronnen waren nimmer
ver te zoeken op Walcheren. Met zijn vader trok de
jonge Schütz naar buiten, over de slikken en schorren
van de Zeeuwse kust, naar het strand en de zee; samen
tuurden ze naar de langsvarende schepen en de zo
kenmerkende Hollandse wolkenluchten. Voor hun aan
de binnenhaven van Middelburg gelegen huis voeren
kleine binnenvaartschepen langs en aan de achterzijde
ervan bevonden zich de voormalige werfterreinen van
de VOC.
Schütz sr gaf zijn zoon schilderlessen, tekenles
kreeg Willem aan de Middelburgsche Teeken-Academie
16 Zeeuws Tijdschrift