W.J. Schütz,
Strand te Vlissingen,
olieverf, z.j.
[Vlissingen],
Foto A&A Verburg.
genwoordigd met Laag water aan de Westerschelde
(1890), een werk uit zijn vroege periode dat diezelfde
bovengenoemde harmonieuze kenmerken draagt. Het
heeft naast Voetjes wasschen en nog enkele andere
werken op de eerste Domburgse tentoonstelling gehan
gen. Ook hier zorgt deze Schütz weer voor een nieuwe
invalshoek. Een crayon van een weekmarkt te Middel
burg en van het lossen van hout op een kade kan men
bijvoorbeeld aantreffen, vermoedelijk beide uit de pe
riode na 1910.
J.F. Schützjr
De vergeten Schütz. Jan Frederikjr (1863-1926) kreeg
zijn tekenopleiding waarschijnlijk aan de Burger
avondschool. Aanvankelijk leek ook hij een loopbaan als
kunstenaar te ambiren, maar na zijn huwelijk en vertrek
uit het ouderlijk huis traden andere zaken op de voor
grond. Hij bleef zo af en toe schilderen, min of meer in
de schildertrant van zijn vader. Zijn oeuvre omvat
zeegezichten en enkele stillevens, stadsgezichten en
landschappen. Een ziekte maakte hem na 1910 lang
zaamaan hulpbehoevend. Schütz jr nam niet deel aan
tentoonstellingen, mede daarom worden zijn schilde
rijen vaak aan zijn vader toegeschreven. Enkele werken
zijn te zien in het Stedelijk Museum, daaronder de
verrassende aquarel Gezicht op de Westerschelde en strand
bij het Nollehoofd (1912).
Publicatie
J.F. Schütz jr krijgt naast zijn vader en zijn broer een
plaats in de publicatie die Mary Platier-van Engeland bij
de Schiitz-tentoonstellingen schreef. Naast een
boeiende beschrijving van leven en werk van de drie
Schiitzen belicht Mary Platier de ontwikkeling van de
zeeschilderkunst in Nederland tot 1920. Zij sluit haar
informatieve en overzichtelijke verhaal af met een lijst
van werken van de Schiitzen en van de tentoon
stellingen waaraan zij deelnamen. Zo wordt een brokje
negentiende eeuwse geschiedenis vastgelegd.
Door de twintigste eeuwse, al veelvuldig gedocu
menteerde geschiedenis van de Domburgse tentoon
stellingen wandelt Mary Platier in een rap tempo. Zij
laat daarbij enige oneffenheden liggen. Zo kan men
zeker niet zonder meer stellen dat het kunstleven in
Domburg in de periode van de tentoonstellingen 'nati
onaal georinteerd' was en evenmin is met zekerheid te
zeggen dat Leo Gestel aan de exposities heeft meege
daan. Weliswaar hebben Jan Toorop en Mies Elout, zoals
uit hun briefwisseling blijkt, eens het plan opgevat hem
uit te nodigen, maar tot nog toe is uit niets gebleken
dat hij ook werkelijk heeft meegedaan.
Daarnaast is het jammer dat er aan de publicatie
geen inlegvel werd toegevoegd met een lijst van de in
de drie musea tentoongestelde werken. Zo'n lijst zou
ook in de musea zelf voorhanden moeten zijn.
De publicatie is de eerste in de reeks Grote Zeeuwse
Katernen. Op zich is het verheugend dat de Katernen de
markt opgaan en ook is er wel iets te zeggen voor het
meer gangbare en glossier uiterlijk dat dit eerste num
mer heeft meegekregen. De vraag rijst echter welke
doelgroep men op het oog heeft en of men daar wel
helemaal de juiste vorm voor te pakken heeft.
Dit alles terzijde. Mary Platier heeft met haar studie
een waardevolle bijdrage aan de geschiedschrijving van
Zeeland geleverd en deze zomer zijn er drie heel mooie
tentoonstellingen op Walcheren te zien.
De tentoonstellingenreeks De Zomer van Schütz. Schil
ders van Zeeland (1817-1933) is tot en met 1 november
1998 te zien in het Marie Tak van Poortvliet Museum te
Domburg (di t/m zo 13-17 uur), het Zeeuws Museum te
Middelburg (ma t/m za 11-17 uur; zon- en feestdagen 12-
17 uur) en het Stedelijk Museum te Vlissingen (ma t/m vr
10-17 uur; za en zo 13-17 uur).
Publicatie: Mary Platier-van Engeland, 'Van den Storm in
de Stilte'. De Zeeuwse schildersfamilie Schütz (1817-
1933), Stichting Zeeuwse Katernen, Middelburg 1998,
111 p. Prijs f 49,50.
18 Zeeuws Tijdschrift