Schrijver en landschap
Het Verhaal
ANDRÉ VAN DER VEEKE
Ik had een boodschap van mijn scherm geplukt: het
Nederland van Nescio- tentoonstelling te kasteel
Groeneveld, Baarn. Dit alles in het kader van het
boekenweek thema: het Nederlandse landschap. Ik kijk
graag een andere kant op als er weer eens een thema
opdoemt, maar deze keer kon ik niet achterblijven.
Eerst met de trein op een zaterdagochtend via Rotter
dam naar Utrecht, waar ik moest vergaderen in zaal 7
van restaurant Hoog Brabant, ergens in Hoog
Catharijne. Eer ik daar was had ik al heel wat landschap
geconsumeerd. Junkfood natuurlijk, impressies achter
glas. Smalle strookjes groen hart met zwanen, kieviten,
en eenden.
Om drie uur begon de dag pas echt. Mijn broer uit
Utrecht ging mee naar Baarn. Even later zaten we in een
boemel, en niet in zo'n ijdele dubbeldekker als waarin
ik 's morgens had gereisd. Een paar banken verder in de
coupé een paar pubermeisjes, waarvan er een zei: "Die
man daar, dat is een kinderboekenschrijver" en ze wees
naar mij. Ze noemde ook nog een naam van een schrij
ver die een paar jaar geleden plotseling overleed. Ik
voelde me vereerd. Als mijn broer en ik op stap zijn gaat
meestal alle vrouwelijke aandacht naar hem. Terecht. Hij
is een mooie man, en boven-ien achttien jaar jonger dan
ik.
Na een tijdje vonden we dat de aardige trein wel erg
vaak stopte. Soest-Zuid, Soest-centrum. Om vijf uur zou
de tentoonstelling sluiten en het was inmiddels al bijna
half vier. Het landschap was perfect in orde. Bossen,
akkers, rust. Daar was Soestdijk, Soestdijk bestond echt.
We zwaaiden naar de oude prinses. Tien over half vier
stapten we uit in Baarn. Een open en winderig plein,
een affiche met de aankondiging Het landschap van
Nescio en een bord met pijl en opschrift kasteel Groene
veld. Zonder verdere navraag gingen we op pad. Ver weg
kon het kasteel niet staan. Dat voelden we zo aan. Er
kwam bovendien een glimpje zon door de wolken en
dat was ook een aanwijzing dat de afstand best mee
zou vallen. Na bijna een half uur lopen langs fraaie
boswijken met hun gepantserde rust kwamen we op een
kruispunt met alweer een bord Groeneveld; het kasteel
zelf leek steeds te wijken. Bij een tankstation toch maar
eens iets gevraagd. Nog vijfhonderd meter, gebaarde
een man in een groene overal.
Het was inmiddels vijf over vier. We staken schuin
de weg over en voorbij een knooppunt van enkele auto
wegen begon het landgoed. Statige oprijlaan.
Bomen in het gelid. Klassieke tuinen. In de verte
zagen we een grote groep mensen het kasteel verlaten.
We versnelden onze pas, maar bij het hoofdgebouw
aangekomen wees niets op voortijdige sluiting. Het was
nog even zoeken naar de juiste ingang. We kochten
kaartjes bij een vrouw met de oogopslag van een en
thousiaste vrijwilligster. Ze verwees ons naar de tweede
verdieping.
De tentoonstelling was in twee kamers geïnstalleerd.
Op een scherm was een video over Nescio te zien. Ik
liep een handjevol kijkers voorbij en ging bij een vitrine
staan met de klassieken, uitgestald tegen een reusach
tige achtergrondfoto: Nescio als directeur op het kan
toor van de handelsonderneming Holland Bombay Tra
ding Company Limited. Hier lagen ze, de eerste druk
ken. Wat zou ik doen als ik ze straffeloos kon roven,
vroeg ik me af.
Na een minuut wilde ik al weer verder. Niet te snel,
hield ik mezelf voor. Vertragen. Vervolgens: een vitrine
met originele schetsen en kladblaadjes van de schrijver.
Deze maakten nog meer indruk op me dan de boeken.
De boeken waren begeerlijk, maar deze blaadjes met de
vele doorhalingen ontroerden me. Het was goed om te
merken dat er op veel zinnen gezwoegd was. Dat wist
ik natuurlijk wel, maar ik wist het nog niet op deze
rechtstreekse manier. Ook de aanhef van Boven het Dal
lag er met de hand geschreven, zonder doorhalingen. Ik
voelde een verrukking alsof ik getuige was van het
ontstaan van het werk. Hier was ik voor gekomen, voor
het ondergaan van deze historische sensatie.
Ik, die niks moest hebben van attributen in het
letterkundig museum- de pijp van Nijhoff, de broek van
Lodeizen-, werd beroofd van mijn cynisme. Lag het aan
de persoon van de schrijver? Natuurlijk, maar ik was er
van overtuigd dat dezelfde notities in het Letterkundig
Museum minder indruk gemaakt hadden door de over
vloed in het gebouw of door de voorspelbaarheid van
de situatie. Dit was ook een tentoonstelling. Jawel,
maar een vederlichte, niet eentje voor de eeuwigheid.
Ik schuifelde weer verder. De vloeren van de twee
ruimtes waren bedekt met kunstgras. Ook lagen er
fantasietegels, bedrukt met citaten en er hingen gebo
gen platen met tekstfragmenten.
Het mooiste echter was een hemelse muur, een
muur beschilderd met wolkenpartijen. Hier en daar
waren rechtstreeks teksten op die muur gecalligrafeerd.
In de buurt van iedere tekst hing een schilderij dat met
een beschreven landschappelijke ervaring te maken had.
Mijn broer en ik sleepten elkaar mee naar favoriete
citaten. Voor de zoveelste keer vertelde ik over de mee
valler die ik een jaar eerder in Utrecht bij een tweede
hands boekenzaak had gehad. Daar kon ik voor f 10,
het originele februari-nummer uit 1962 van Tirade ko
pen met 'nieuwe' verhalen van Nescio. Insula Dei onder
andere.
28 Zeeuws Tijdschrift