We bekeken foto's die ik allemaal al eerder gezien
had. Nieuw voor me waren zijn bemoeienissen als lid
van Heemschut, met plannen die in zijn ogen de natuur
aantastten. Hij schreef tal van ingezonden brieven, o.a.
tegen de ontsluiting van Schouwen en Duiveland.
Een fraai natuurgebied moest niet gemakkelijk te
bereiken zijn. Mooie plekjes waren ervoor de elite,
merkte hij in een schrijven naar De Croene ironisch op.
Een elite die arm of rijk, gestudeerd of ongeletterd,
mocht zijn maar in ieder geval afkerig van lawaai en
modern toerisme.
Om tien voor vijf vond ik het wel genoeg. We had
den tot slot een aantal landschapsdia's bekeken. Mis
schien waren er een paar dingen aan mijn aandacht
ontsnapt, maar daar had ik vrede mee. Op een tentoon
stelling heb ik nooit behoefte aan het onderste uit de
kan.
Beneden bekeek ik wat er aangeschaft kon worden.
Ik koos het boek Het Nederland van Nesclovan Wim
Wennekes; de levensloop van de schrijver uit de doeken
Foto Johan Klein.
gedaan en iedere periode verbonden met zijn voorkeur
voor een bepaald landschap. De teksten steeds voorzien
van antieke ansichten met stadsgezichten of landschap
pen.
Onze missie zat er op, maar eenmaal buiten in de
kasteeltuin kreeg ik plotseling te maken met een aanval
van verlangen. Ik wilde de natuur in, de omgeving ver
kennen. Ik kon toch niet alleen teren op de ervaringen
en verrukkingen van een ander. We hadden echter nog
afspraken lopen en we moesten terug naar het station.
Prompt sloegen we, naar later zou blijken, een ver
keerde weg in. inmiddels was het gaan regenen. Nat en
hongerig snoven we ergens in een laan vol villa's en
antieke buitenhuizen een uitdagende bouillonlucht op.
Ik had volk en vaderland verraden voor een bordje soep,
maar niemand deed een aanbod. De rijken wilden je
wel laten ruiken aan hun soep, maar zouden hem zeker
niet met je delen.
Verdwaald in Baarn en geen spoorweg te zien. Pas
na een kwartier kwamen we op het idee de weg te
vragen. Een grijs echtpaar raadde ons minzaam de te
gengestelde richting aan.
'Zijn natuurdagboek wil ik ook wel eens lezen,'
pakte mijn broer de draad van ons museumgesprek
weer op. 'Van Zeeland moest hij toch niet veel hebben?'
'Jawel,' verdedigde ik de auteur. Hij was gek op de
eilanden. Op Zierikzee, op Veere, eetbaar Veere. Alleen
van Zeeuws-Vlaanderen moest hij niet veel hebben.
Speciaal Terneuzen vond hij, hoe moet ik het zeg
gendeerniswekkend. Maar ik heb dat zelf ook, ik
kan ook niet thuis in de polder wandelen. Al die polders
zijn veel te recht toe, recht aan. Geen kronkelige wegen,
geen mysterie. Meer een landschap om door heen te
fietsen.'
We maakten denkbeeldige lijstjes met favoriete
landschappen.
'Leusderheide,' zei mijn broer.
'Duinovergang bij De Vroonen,' antwoordde ik.
'Hoge Veluwe'.
'Geuldal'.
'Bochten zijn belangrijk,' vond ik. 'Bochten in een
weggetje, in een rivier'. Het begon harder te regenen.
We waren de laatste wandelaars.
'Geen herrie,' zei mijn broer. 'Niet te veel geruis van
autowegen'.
Ik loop graag door heuvels,' bekende ik mijn weinig
sensationele voorkeur.
'Liefst langs een bosrand. Zuid-Limburg, Ardennen,
Luxemburg, Vogezen'.
'En de bergen?'
'Niet echt'. Ik twijfelde over mijn antwoord. Zo vaak
was ik niet in de bergen geweest, maar ik ging er ge
makshalve van uit dat mijn voorkeur voor heuvels sym
pathie voor bergen uitsloot. Alsof je als je eenmaal van
een vrouw met kleine borsten hield, vrouwen met meer
volume moest mijden.
'Ik sterf van de honger,' zei mijn broer.
Ik haalde mijn lunchpakket te voorschijn: een ba
naan en twee kleuter-koeken.
'Ik wil in ieder geval over een tijdje weer een tocht
door Guatemala maken,' bekende mijn broer op zijn
beurt. Samen met zijn vriendin had hij al verschillende
keren de gevaarlijkste en opwindendste route door dat
land verkend. Ik probeerde me een voorstelling te ma
ken van zijn verlangen, maar slaagde er niet in.
'Wat raakt jou daar dan het meest? Welk soort land
schap?'
Mijn broer keek me aan en zweeg, dacht een tijdje
na.
'Nou, eigenlijk, de mensen,' lachte hij.
Dat was een goed antwoord. Dat ik nooit zo kunnen
zeggen. Aan mensen in een landschap had ik nog nooit
gedacht.
Zeeuws Tijdschrift 29