worden er heel andere dingen ook onder cultuur ver
staan. Ik denk dus dat het belangrijk is datje niét zegt:
alleen de professionele podiumkunst in de westerse
traditie is de moeite waard en daar moet iedereen maar
naar toe, maar datje ook de cultuurverschillen serieus
neemt.'
Hét dilemma
Een schouwburg heeft volgens Scholten niet alleen als
opdracht om een zo breed mogelijk publiek binnen te
halen, maar ook om een zo breed mogelijk, kwalitatief
aanbod aan vormen van podiumkunst aan te bieden.
'Dus niet alleen maar dat programmeren waarvan je op
voorhand weet dat er publiek naar toe komt, maar óók
dingen programmeren omdat je vindt dat ze op het
programma horen te staan.' Hij spreekt over hét di
lemma van een schouwburg. Een dilemma dat zich
mogelijk nog wel sterker voordoet in Zeeland. Toch is
hij bepaald niet negatief over de kansen in deze provin
cie. Van een arm cultureel klimaat wil hij beslist niet
spreken. Zijn eigen ervaringen in Zeeuws-Vlaanderen
hebben dat bewezen. 'Als je kijkt naar de samenstelling
van de bevolking in dat gebied dan is die heel anders
dan bijvoorbeeld in Oost-Groningen en wat bleek: er
was toch een heel gedifferentieerd publiek dat óók
moderne dans en een concert van Willem Breuker kon
waarderen. Ik heb er toch ook andere dingen kunnen
programmeren, naast de geheide publiekstrekkers.
Maar, je moet er wel de tijd voor nemen en krijgen.
Bij een voorstelling van een nieuwe, moderne dans
groep bijvoorbeeld, begon je met veertig bezoekers en
moest je wel je best doen om het te laten groeien. Uit
eindelijk lukte het toch om na een aantal jaren dat
bezoekersaantal in de buurt van de 200 a 250 te krijgen.
Dat lijken nóg geen gigantische aantallen, maar lande
lijk gezien is dat heel mooi hoor.'
Politiek geeft grenzen aan
Risicovol programmeren dus. Dat kan evenwel alleen
maar als de subsidiënten dat toestaan, tekent hij aan. 'Je
kunt en moetje er als schouwburgdirecteur hard voor
maken. Maar als een gemeentebestuur uiteindelijk zegt:
je had - ik noem maar wat - 250.000 gulden watje
mocht verliezen op de programmering en dat brengen
we nu terug naar nul, ja dan wordt het onmogelijk! Een
schouwburgdirecteur heeft er best invloed op, maar
uiteindelijk geeft het (gemeentelijke) politieke klimaat
de grenzen aan.' Een schouwburgdirecteur, en zeker in
Zeeland, doet er dus volgens Scholten goed aan zijn rol
niet te overschatten. 'Eén van zijn opdrachten is om
steeds maar weer, ook bij gemeenteraad en bestuur,
erop te blijven hameren dat het belangrijk is om het
cultuurbeleid niét te beperken tot drie voorstellingen
van Tineke Schouten en vijf keer Youp van 't Hek, maar
om ook andere dingen te laten zien.'
Eén grote schouwburg
Het toekomstscenario voor Zeeland staat hem tamelijk
helder voor ogen: Terneuzen krijgt een nieuw theater
dat iets meer de functie van 'amuserende schouwburg'
zal krijgen. Hij sluit niet uit dat het beheer daarvan
geheel zal worden uitbesteed, naar het model van
Venlo, bijvoorbeeld (waar het Van der Valk-concern de
scepter zwaait). Dat hoeft volgens Scholten helemaal
niet slecht te zijn, de gang van zaken in Venlo bewijst
dat ook, zegt hij. Misschien is de aanstelling van een
voormalig bedrijfsdirecteur als interim van het Zuidland-
theater, in afwachting van de komst van een nieuwe
accomodatie, er wel een voorbode van. Voor Walcheren
en de Bevelanden moet er een grote schouwburg (A-
theater) komen, vooral ook vanwege de exploitatie.
Volgens Scholten moet die in de hoofdstad komen.
'Middelburg moet toch een schouwburg kunnen draaien
a la Roosendaal - op z'n minst - en nog wel een stapje
ambitieuzer, lijkt mij.' Het grote voordeel van zo'n groot
theater is datje vernieuwende en risicovolle voorstellin
gen kunt programmeren, naast grote publiekstrekkers.
'Ik zie het nu hier in Utrecht. Wij hebben duizend stoe
len en dat betekent toch datje op het amusement- en
cabaretaanbod echt flink kan verdienen. Voor een deel
financieren we daarmee de andere onderdelen van de
programmering, waarvan we weten dat die niet op
voorhand uitverkochte zalen opleveren.' De komst van
een groot theater in Middelburg betekent in zijn ogen
bijna automatisch dat de andere podia - in Vlissingen en
Goes - zich meer zullen moeten profileren. In Goes
denkt hij dan aan een uitbouw van de vernieuwende en
kleinschalige functie van 't Beest, want aan een 'nieuwe
Prins van Oranje' is volgens hem dan geen behoefte
meer. En Vlissingen blijft ook een eigen rol spelen,
vooral ook op het gebied van straattheater en dergelijke
omdat de stad daar een traditie in heeft. 'Vlissingen
heeft als stad in wezen toch ook een soort cultureel
profiel.'
Tamelijk grote stad
De ene grote schouwburg en de andere - kleinere -
podia kunnen heel goed samen bestaan, voorspelt Henk
Scholten. 'Er is in Zeeland absoluut een marktvoor.
Hoeveel mensen wonen er op Walcheren en de
Bevelanden? Dan kom je toch in de buurt van de
200.000. Dat zijn er slechts vijfigduizend minder dan in
Utrecht, maar bijna 30.000 méér dan in Groningen!
Waarom zou het dan niét kunnen? Het is toch ook echt
niet zo dat de Zeeuwse bevolking zo anders is samenge
steld. Er is geen universiteit, dat is eigenlijk het enige.
Je hebt verder een potentieel publiek dat vergelijkbaar
is met een tamelijk grote stad, zeker als je straks met de
Westerscheldetunnel óók nog eens een deel van het
publiek uit Zeeuws-Vlaanderen kunt aantrekken.' Er is
evenwel een groot verschil: het gebrek aan eenheid. Of
beter: de grote mate van verdeeldheid. Het beleid van
Zeeuws Tijdschrift 11