tot zijn inlijving de kweekschool. Wel werd hij op 21
maart 1902 ingelijfd bij het 7e Regiment Infantrie ge
deelte Amsterdam. Na zijn diensttijd bezocht hij in
Dongen de St. Gerardus Majella kweekschool die door
de broeders van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes gedre
ven werd. Dezen hadden ook een vestiging in Oostakker
(België) en een missiepost in Nederlands-lndië. In de
grote gang van de kweekschool stonden in een vitrine
objecten uit Indonesië. Naast de verhalen van zijn oom
kan deze connectie ook aan zijn wens hebben bijgedra
gen in Indonesië onderwijzer te worden. De vraag naar
Nederlandse onderwijzers in Indië was toen nog vrij
gering. Hij ging eerst in Nederland aan de slag. Op
4 oktober 1904 keerde de gediplomeerde onderwijzer
Imandt terug naar St. Jansteen waar hij één trimester
aan de school van zijn vader les gaf. Op 2 januari 1905
werd hij in Overslag aangesteld waarna hij van 15 fe
bruari 1906 tot 1 juli 1907 te Clinge stond. Daarna
keerde hij terug naar de stad aan het IJ.
Singel 424
Hij werd onderwijzer aan de openbare school nr. 69 te
Amsterdam en ging wonen op de Singel. De droom naar
Indië te gaan zou spoedig vervuld worden. Amsterdam
bood ook ontegenzeggelijk meer aanknopingspunten
met Insulinde dan St. Jansteen. In 1908 werd onder
invloed van de ethische politiek het onderwijs aan inlan
ders aanzienlijk uitgebreid door middel van de
Hollandsch-lnlandsche School (H.I.S.). Waarschijnlijk
heeft er een oproep in een van de onderwijzersbladen
gestaan voor de post van onderwijzer in Nederlands-
lndië. Toen Imandt begin juni 1908 een brief aan het
Ministerie van Koloniën in Den Haag schreef, liep de
procedure al. Hij pende: 'Geeft met verschuldigden
eerbied te kennen Wilhelmus, Jean, Fréderic Imandt, dat
hij zeer gaarne in aanmerking wenscht te komen voor
uitzending als onderwijzer der 3e klasse bij het open
baar Europeesch lager onderwijs in Nederlandsch O.
Indië. Hij heeft de ontbrekende stukken aangevraagd en
zal ze uwe Excellentie zoo spoedig mogelijk doen ge
worden. Hij wenscht bij eventueele uitzending bij voor
keur in november 1908 te vertrekken. Voor de afreis
treedt hij in het huwelijk.'
Uit de laatste zin valt af te leiden dat hij al een tijd
een verhouding had en wel met met de Friese Eliza
Frederica Robijns (1885). Getrouwd zijn was een van de
voorwaarden om als onderwijzer uitgezonden te kun
nen worden. Aan de andere voorwaarden voldeed
Imandt in juli, die naast het overleggen van diploma's
bestonden uit: verklaringen van de burgemeester van
Clinge en de burgemeester van Amsterdam van onberis
pelijk zedelijk gedrag; een verklaring van de Commissa
ris der Koningin in Zeeland dat hij nog oproepbaaar was
voor de nationale militie en de toestemming van de
Minister van Defensie om het land te verlaten; een
geschiktheidsverklaring van de geneeskundige commis
sie van het departement van koloniën en zijn eigen
stamlijst. Op 23 juli 1908 werd Imandt door het Depar
tement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid ter
beschikking van de Indische regering gesteld en be
noemd tot onderwijzer 3e klasse bij het openbaar Euro
pees lager onderwijs in Nederlands-lndië.
Hij maakte deel uit van een groep van zeven onder
wijzers. Omdat hij niet alleen in het bezit was van de
akte als hoofonderwijzer, zo bleek, maar ook van een
akte handtekenen voor het lager onderwijs kreeg hij
naast de 700 gulden loon per jaar, die de hele groep
kreeg, nog eens 75 gulden extra. De onderwijzers in
Nederlands-lndië kregen net zoveel als hun collega's in
Nederland maar daar kwam bij dat de pensioenopbouw
twee keer zo snel ging: immers tropenjaren telden dub
bel. De reden waarom het enthousiasme niet groot was
onderwijzer in Indië te worden, was te wijten aan het
gegeven dat zelfs met de versnelde pensioenopbouw
uiteindelijk maar weinigen van dat pensioen konden
genieten. Voor alle uitgezonden onderwijzers gold dat
ze pas na vijf jaar voor verlof naar Nederland in aanmer
king kwamen, behoudens ernstige ziekte.
Willem en Eliza trouwden op 10 september 1908. Ze
stapten vijf dagen later pas echt in het huwelijksbootje
want toen vertrok bet jonge paar vanuit Amsterdam op
een luxe oceaanstomer van de Stoomvaart Maatschappij
'Nederland', eerste klasse naar Indonesië. De overtocht
die 1400 gulden per persoon kostte, werd door het
ministerie betaald. De stelling dat Nederland weinig
voor het onderwijs in Nederlands-lndië heeft gedaan,
wordt dikwijls gehoord maar in ieder geval legde het
ministerie de onderwijzers in de watten. De 'Nederland'
onderhield in samenwerking met de 'Rotterdamsche
Lloyd' een veertiendaagse dienst op Indonesië. De vaar-
tijd bedroeg ongeveer veertig dagen maar daar zal geen
enkele passagier (behalve de zeezieke) bezwaar tegen
gemaakt hebben want de tocht kan benoemd worden
als een exclusieve cruise, een halve wereldreis. Er wer
den in totaal acht havens aangedaan: Southampton,
Lissabon, Tanger, Marseille, Alexandrië (door het
Suezkanaal), Colombo en Padang. De Imandts kwamen
half november, na een huwelijksreis van twee maanden,
verkwikt in de Parel van de Oost, Batavia, aan.
Imandts eerste aanstelling gold de H.I.S. te Tondano
op Noord-Celebes waar hun eerste zoon Wilhelmus
Cornelis (1910) geboren werd. Daarna werd Imandt
overgeplaatst naar Soerabaija waar hij ziek is geworden
en terugkeer driejaar na vertrek noodzakelijk werd.
Imandt zal wel aan een andere ziekte dan malaria heb
ben geleden want daar zal hij met zijn Steense achter
grond wel immuun voor geweest zijn. Hij kreeg een jaar
verlof en een tractement van 100 gulden per maand. De
Imandts gingen terug naar Amsterdam waar hun zoon
Gerardus (1911) werd geboren. Pas in maart 1913 ging
Imandt weer aan de slag op de H.I.S. in Bandoeng. Een
jaar later maakte hij een hele promotie, want hij werd
benoemd tot onderwijzer der 2e klasse en kreeg nu 250
gulden per maand! Hij ging les geven aan de
Hollandsch-Chinesche School in Djokjakarta. Eind 1915
verzocht Imandt ontslag uit de dienst, wat hem met
ingang van 3 februari 1916 eervol werd verleend. In de
tussentijd had Imandt zich een zekere naam als schilder
weten op te bouwen, en de stijgende verkoop van zijn
schilderijen gevoegd bij het lesgeven in tekenen moeten
18 Zeeuws Tijdschrift