het hem mogelijk gemaakt hebben de aanwijsstok aan
de wilgen te hangen.
Kunstenaars in Indië
Wat voor soort kunstenaar was Imandt nu eigenlijk?
Roelof van Celder onderscheidt vijf groepen 'beroeps
kunstenaars' die in Indonesië gewerkt hebben: de
topografen met een militaire, technische of
cartografische achtergrond; de documentaire natuur
historische tekenaars van flora en fauna; de ontwerpers
van toegepaste kunst van reclamemateriaal tot
cartoontekenaars die niet per se in Indie geweest moes
ten zijn; de amateurs van wie dikwijls nauwelijks werk
bekend is; en de vrije kunstenaars die de grootste groep
vormden welke vanaf het begin van de twintigste eeuw
sterk in aantal toenam. Tot deze groep behoorde nu
Imandt. Van Gelder onderscheidt verder nog twee grote
thema's: het landschap en de bevolking. Bij het laatste
ging het vooral om volkstypes bij voorkeur Javaanse en
Balinese vrouwen met blote borsten of idem mannen
met nauwelijks verhullende lapjes om. Naakt gold toen
als onzedelijk behalve als het exotisch was. Talloze
huiskamers in Nederland (Europa) en Indonesië (Azië)
worden met deze wazig-zoetsappige kitsch getooid. Het
tweede grote thema was het landschap dat een diepe
indruk maakte op de Europeaan en dat velen tot onder
werp namen.
Veelal hadden de vrije kunstenaars een opleiding in
Nederland gevolgd en waren daarna naar de Oost afge
reisd. Het is duidelijk dat Imandt in deze categorie valt
met zijn akte handtekenen. Ook typeerde Van Gelder
hun werk als vrij traditioneel en slaagden er volgens
hem weinigen in die fascinatie voor Indië ook daadwer
kelijk vorm te geven. Vervolgens noemt Van Gelder als
uitschieters (en daar bestaat al langer een zekere
communis opinio over)J. van Hell, M. Carsten, M. Ver
voort en met name W. Spies, voor wiens werk nu
honderdduizenden guldens op tafel wordt gelegd. Aan
die lijst zou ik zeker Imandt toegevoegd willen zien.
Zijn kunst, en hier neem ik van harte de mening van
Halts en Maris over, om de magische natuur van Indone
sië vast te leggen blijft onovertroffen. Dat deed hij niet
in de buitenlucht maar in zijn atelier. Gedurende zijn
omzwervingen maakte hij schetsen op zijn jas toetoep
(een tot aan de kin dichtgeknoopte witte jas van katoen
waarin de Europeanen bij voorkeur rondliepen).
Voor het eerst, in zoverre traceerbaar, wordt mel
ding gemaakt van Imandts werk in De Taak eind 1917:
'De schilder Imandt, berucht om zijn avondluchten en
bergen kan stilzwijgend worden voorbijgegaan.' In het
Weekblad voor Indië van september 1919 is de waarde
ring voor zijn werk al een stuk gestegen: 'Onze
Malangsche Correspondent zond ons een aantal foto's
naar schilderijen van den kunstschilder W. Imandt, die
thans te Moentilan zijn tenten heeft opgeslagen. We
kozen er een tweetal 'doeken' van uit, die onze lezers
hierbij vinden afgedrukt. Het is ongetwijfeld knap werk
en het wil ons voorkomen, dat Imandt, van wien we
ons enkele jaren terug een tentoonstelling in den
Djokjaschen Sociëteit (waarschijnlijk in 1916) herinne
ren, flink vooruit gegaan is in dien tijd. Toen miste zijn
werk nog alles, wat naar kracht en durf zweemde - dat
alles is thans echter geheel anders geworden.'
Op de tentoonstelling van de Bataviasche Kunst
kring (die begin augustus plaatsvonden) van 1920 expo
seerde Imandt ook. De recensent van dejavabode
wijdde een korte bespiegeling aan het schilderen in
Indië. Hij vond van de in Indonesië werkende kunste
naars het volgende: 'Het is immers niet in de nature van
een artist in Indië, een overvloedig land, het openbare
en het heldhaftige dat zich openbaart gaarne te zoeken.
Wij Hollanders zijn niet dramatisch noch geweldig, wij
zijn in eenvoud, en op ons best, de bundelaars der stille
dingen, tot zij voor ons staan, in een kalm licht, in diepe
rust wij zijn de stilstaande waarnemers, aandachtig
en innig. Misschien is dat óns schoon provincialisme
Wanneer hij langs het werk van Imandt loopt,
overvalt hem een gevoel van kalmte. Het zijn fraaie
doeken, waarvan vooral de luchten imponeren. De re
censent van De Taak noemde ze berucht, inmiddels
imponeerden ze.
Imandt was een rusteloze geest die erg graag reisde.
Omstreeks 1921 bezocht hij de kraton van de
Susuhunan van Solo, waar hij tekenles gaf aan diens
dochter Tineke. Dat hij niet geheel van de etiquette aan
de hoven van Javaanse vorsten op de hoogte was, bleek
wel toen hij geen thee uit de gouden kopjes wilde drin
ken omdat de kopjes niet schoon waren en de thee vies
smaakte. In 1922 ontmoette hij Isaac Israels die de
kraton ook bezocht, lsraëls maakte er vele schetsen die
bij terugkeer in Nederland in zijn atelier werden uitge
werkt. Zij raakten bevriend en schijnen samen een schil
derij gemaakt te hebben dat ik tot op heden niet heb
kunnen traceren. Willem schilderde het landschap en
Isaac de personen.
In dejavabode van april 1923 staat een bericht over
Imandt waaruit blijkt dat zijn ster hoog gestegen is aan
het schildersfirmament van Indië. 'In aansluiting op het
bericht, dat hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg een
bezoek heeft gebracht aan het atelier van den kunst
schilder Imandt alhier, dit na het bezichtigen van twee
doeken in het Buitenzorgsche deed, kunnen wij nog
mededeelen, dat ook de Majoor der Chineezen te
Soerabaija den heer Han Tjiong Khing aan den heer
Imandt een bestelling deed op twee groote doeken,
waarvoor de schilder persoonlijk één dag naar
Soerabaija gaat om de motieven te vernemen. De heer
Imandt is als schilder in Midden- en Oost-Java geen
onbekende Wij waren in de gelegenheid om zijn
hoogst artistieke en kleurrijke werken uit de schoone
natuur van de Preanger en elders, te bezichtigen en
hoogelijk te waarderen.'
In 1925 maakt Het Indisch Leven melding van de
tentoonstelling van de Kunstkring: 'Naast veel middel
matig werk hing er ook menig opmerkelijk doek |onder
andere) "De Westelijke helft van den Kawah-ldjen' [vul
kaan] door W. Imandt Imandt is ook een van de
weinige schilders die over het schilderen in Indonesië
geschreven heeft, waarbij hij verschillende aspecten
behandelt. Het is temeer bijzonder omdat Imandt
Zeeuws Tijdschrift 19