Zwarte badpakken Het Verhaal ANDRÉ VAN DER VEEKE Als stof schieten we voorbij in onze oude Toyota Niet jong meer maar iets anders Het komt op hetzelfde neer: De lege weg put ons uit De wind is onverzadigbaar Maar de twee jonge vrouwen die ooit naar ons opkeken in hun zwarte badpakken houden nu hun ogen stijf dicht Aan bovenstaand gedicht zit een verhaal vast. Tussen de regels door is het misschien wel te lezen. Alsof dat niet genoeg is vertel ik toch maar de story die schuilgaat achter de verwijzing naar de twee jonge vrouwen in hun zwarte badpakken, op het gevaar af dat ik de poëzie van het niet gezegde verknoei. Ik was net zeventien geworden. Ik had er een jaar opzitten in een internaat, waar vrijheid een spaarzaam goed was. De belangrijkste gebeurtenis voor mij in dat jaar was niet de moord op Kennedy, maar het verdwij nen van mijn jeugdpuisten. De zomervakantie brak aan. Mijn ouders deden nauwelijks aan vakantie. Zelf had ik geen benul van uitstapjes maken, laat staan van op reis gaan. Ik werkte een paar weken op een fabriek en ver volgens hing ik met een paar vrienden in T. rond. Frans, mijn beste vriend in die tijd, had een oude, gespierde Zundapp. Tot vervelens toe sleutelde hij daar aan. Ik keek altijd toe en wachtte ongeduldig het ogenblik af waarop we konden vertrekken. Richting cafetaria De Floorn. Richting de dijk. Richting om het even wat. Op een dag was het geluk met ons. Op onze vaste plek aan de dijk in de bocht van de rivier lagen twee meisjes te zonnen. Allebei droegen ze een zwart bad pak. Frans liet zijn brommer snel optrekken, zodat we met monumentaal gebrul voorbij stoven. En met succes. De meisjes draaiden zich om en keken nadrukkelijk. We reden een kilometertje of wat verder en keerden terug. Hetzelfde optreden, maar nu in korter bestek. Vervol gens lieten we ons in de buurt van de meisjes in het gras vallen. Wij praatten en lachten tegen elkaar; zij praatten en lachten tegen elkaar. Zijdelingse blikken. Na een tijdje kwamen de meisjes overeind en begonnen een bal in eikaars richting te gooien. Het onvermijdelijke ge beurde, de bal kwam onze kant uit. Frans bereikte de bal een fractie van een seconde eerder dan de kleinste van de twee meisjes. Het was dus tijd voor een geza menlijk balspel. Dat hielden we een kwartiertje vol en toen zakten we uitgeput in het gras, dicht in eikaars buurt. Ik was tegen het oudste meisje aangerold. Ze trok zich op geen enkele manier terug, integendeel. We noemden alle vier onze naam. De jongste heette Astrid en zat nog op school. De oudste, Marleen, werkte als verpleegster. Ze was negentien jaar oud, een leeftijd die me imponeerde. Marleen en Astrid waren zussen en dat verbaasde ons, want ze leken in niets op elkaar. Niet lang nadat we ons hadden voorgesteld lagen Marleen en ik al te zoe nen. Met een vanzelfsprekend gebaar legde ze mijn hand op haar borst. Het was de eerste meisjesborst die ik betastte en ik had er meteen plezier in. Toen ik een hele tijd later dronken overeind kwam, was de wereld voor mij definitief veranderd. Frans en Astrid waren opnieuw met de bal in de weer. Ik zag daar de lol niet meer van in, liep naar de brommer en startte hem. Frans begreep de wenk en tot morgen zelfde plaats schreeu wend scheurden we weg. De volgende dag reden we 's middags rechtstreeks naar onze bocht. Vanuit de verte zag ik al iets wat me niet beviel: andere knullen, brommers. Voor het eerst voelde ik de verschroeiende pijn van sexuele jaloezie. 'Doorrijden?', vroeg Frans. 'Nee, ben je gek.' Frans minderde vaart, stopte, liet zijn brommer nog even steigeren en zette toen het gas uit. Het was een seconde stil. 'Hé, kijk eens, daar heb ben we Jut en Jul!,' schreeuwde een knaap met een blonde vetkuif. De jongen nam een dreigende houding aan, maar Marleen gaf hem een vriendschappelijk aaitje over zijn kuif en vervolgens bond hij in. Marleen's tolerantie beviel me niet erg en ik zorgde ervoor dicht in haar buurt te blijven. 'Jesus, het lijkt wel of die griet honing aan haar reet heeft,' gilde een knulletje van amper veertien. Ondanks het feit dat ze met zijn drieën waren wis ten de jongens na een tijdje niet meer zo goed raad met hun houding. 'Ik denk dat we maar eens oprotten,' kondigde de Kuif tot mijn grote opluchting aan. Ze sprongen onge veer gelijktijdig op hun brommers en lieten de motoren als afscheidsgroet even stationair draaien. 'Vuile flik kers,' riep een van hen nog tegen iedere vorm van lo gica in. Marleen liet zich na hun vertrek meteen boven op me vallen en we gingen verder waar we de vorige dag Zeeuws Tijdschrift 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1998 | | pagina 27