Die kunst zu sammeln
Mondriaan en Zwitserland
FRANCISCA VAN VLOTEN
Weinig landen bezitten zoveel particuliere kunst
verzamelingen van betekenis als Zwitserland.
'Zahlreiche Schweizer Privatsammlungen sind so diskret
wie die machtigen Banken, und hinter vornehmen Villen
können sich wahre Schatze verbergen', schreef Manfred
Reitz nog begin dit jaar in Beriihmte Kunstsammler. Von
Verres bis Peggy Guggenheim.' Intussen zijn beide
minder 'discreet' geworden.
Onder de titel Die Kunst zu sammeln. Schweizer
Kunstsammlungen seit 1848 organiseerde de
Schweizerische Kunstverein een reeks exposities ter
viering van het 150-jarig bestaan van de Bondsstaat
Zwitserland. Tien kunstmusea presenteerden de afgelo
pen maanden Zwitserse privé-verzamelingen uit de
laatste 150 jaren die nog niet eerder op deze wijze in
de openbaarheid waren gekomen of die niet meer als
geheel bestaan en gereconstrueerd werden. Dertien
andere musea lieten privé-verzamelingen of delen ervan
zien die zich nu in openbaar bezit bevinden.
De kunstliefhebber kon zijn hart ophalen. Niet alleen
stonden de verschillende invalshoeken en het interna
tionale karakter van de meeste verzamelingen borg voor
vele boeiende uren en een grote voorraad aan verge
lijkingsmateriaal, zij waren bovendien meestal gevestigd
in ruime en lichte kunsttempels en boden de bezoeker
zo de mogelijkheid kunst en omgeving samen te laten
gaan - te laten ademenzo men wil - in zijn waarneming.
In het evenwichtig tot groei en bloei gekomen Zwit
serland kan, zo lijkt het, de particuliere kunst
verzameling goed gedijen. Of het nu om belasting
technische redenen of uit pure kunstliefde is, relatief
velen hebben ervoor gekozen hun geld in kunst - voor
namelijk schilderijen en sculpturen - te beleggen. De
meeste verzamelingen kwamen in het begin van deze
eeuw tot stand en reiken van de impressionisten tot de
klassieke modernen. Zij hebben vaak, maar lang niet
altijd, de basis gevormd voor openbare collecties. De
Schweizerische Kunstverein greep de kans het accent te
leggen op de rol van de privé-verzamelaar als kataly
sator in het kunstleven. Uit de reeks tentoonstellingen
zou, aldus voorzitter Rainer Peikert, vanzelf blijken hoe
belangrijk het particuliere initiatiefin de kring van
musea, media en kunstenaars van een bepaalde streek
was en is - en mede gezien het teruglopen van over
heidssteun moet blijven.
Vriendschapsbanden
Dat de invloed van de privé-verzamelaar op de kunste
naar enorm kan zijn, blijkt uit vrijwel alle exposities.
Herhaaldelijk worden de weldoeners geportretteerd,
ontvangen zij brieven met schetsjes of krijgen zij teke
ningen cadeau. Veelal ontstond er een wisselwerking;
de verzamelaar stond open voor wat de kunstenaar
bewoog, luisterde naar zijn adviezen en volgde die
meer dan eens op. Zo ontstonden collecties als die van
de bankier Raoul La Roche, destijds ondergebracht in
een door Le Corbusier gebouwde villa bij Parijs, toege
spitst op puristen en kubisten als Le Corbusier zelf,
Ozenfant, Picasso, Braque en Léger - en nu, gedeeltelijk
als eigen collectie, tentoongesteld in het Kunstmuseum
Basel waar zij niet helemaal tot haar recht komt en
ondanks de inzet van velen vooral teveel van hetzelfde
lijkt te bieden. Men ontkomt niet aan de indruk dat de
Parijse villa een noodzakelijk decor voor de verzameling
vormde. Hoe anders is dan een collectie als bijvoorbeeld
die van de Solothurnse papierfabrikant Oscar Miller die
Cuno Amiet, Apfelernte, 1913. Olieverf op doek,
Aargauischer Kunstverein, Aarau.
Zeeuws Tijdschrift 27