Piet Mondriaan, Bos bij Oele, 1908. Olieverf op doek, Gemeentemuseum Den Haag. (ca 1893) met symmetrische bomenrijen langs een land weg. Hodler beschouwde de olieverf Der Buchenwald 1885) als zijn eerste parallellistische werk, een mijlpaal; zoals de olieverf Bos bij Oele 1908) voor Mondriaan vermoe delijk het werk was dat de overgang van het natuur getrouwe naar - uiteindelijk - de Nieuwe Beelding mar keerde. Bij beiden ontbreekt bijna vanaf het begin de mens in het landschap. Mondriaan veranderde allereerst de kleur. Bos bij Oele zorgde evenals Devotie 1908) en Molen bij zonlicht (1908) met zijn intense kleuren en fauvistische toetsen voor een sensatie op de driemanstentoonstelling Spoor- Mondriaan-Sluijters van januari 1909 in het Amsterdams Stedelijk Museum. De drie schilderijen waren in Aarau te zien, naast een aantal van Mondriaans Zeeuwse wer ken waarop de kleuren weliswaar zachter zijn maar (nog) steeds baden in het licht. Op de St Lucas- tentoonstelling van 1908, in Amsterdam, was Mondriaan onder de indruk geraakt van Toorops luminisme, dat hij op een heel eigen wijze verwerkte. In 1909 was hij lid geworden van de Theosofische Vereeniging. De tegen stelling mannelijk/vrouwelijk en geest/materie zoals de theosofie die ziet, moest in de bewustzijnsontwikkeling van de mens zó in een onderlinge samenhang worden geplaatst dat evenwicht het gevolg was. Bij Mondriaan leidde dat tot een verscherping van de tegenstelling verticaal/horizontaal. Het land van Walcheren met hier en daar een verticaal object heeft er een rol van beteke nis bij gespeeld. In Zeeland ontstonden tussen 1908 en 1912 schitterende series, van onder meer de kerk en molen van Domburg, de vuurtoren van Westkapelle en duingezichten. Hodler was lid van de Parijse Rose Croix esthétique geworden, nadat hij in 1892 voor de Salon ervan was uitgenodigd. Sporen van de moderne theosofie zijn weliswaar in zijn parallellisme terug te vinden, maar dan meer in natuurreligieuze en platonische zin. De kunste naar moest de zichtbare driedimensionale wereld leren zien om de onderliggende principes - de kosmische euritmie, de eenheid in de veelvoud - gewaar te worden c.q. te herkennen en die vervolgens in de juiste (wis kundige) verhoudingen, in ritmische herhaling van vor men, kleuren en lijnen op het tweedimensionale doek trachten weer te geven. Uitgesproken symbolistische werken maakte Hodler in de jaren negentig, Mondriaan in de periode 1908/ 1911. Herhaaldelijk is opgemerkt dat beiden in wezen hun leven lang symbolist zijn gebleven. Of er sprake is van een innerlijke verwantschap tussen hun expliciet symbolistische, voor het merendeel figuren betreffende werken - ik laat Mondriaans bloemen terzijde - is veel moeilijker vast te stellen, hl Aarau kregen Hodlers olie verven Wahrheit II 1903) en Der Tag III (ca 1910) en Mondriaans al naar abstractie neigende olieverf Evolutie (1910/11) niet ver van elkaar een plaats. Ook Mondriaans aquarel Passiebloem (ca 1908) kwam ik er tegen maar Hodlers olieverfstudie voor DerAuserwahlte Zeeuws Tijdschrift 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1998 | | pagina 37