Piet Mondriaan, Evolutie1910/1911Olieverf op doek, Gemeentemuseum Den Haag. Aargauer Kunsthaus. Een heel mooi boek, dat tot lezen en herlezen noopt en prachtig werd vormgegeven. Beat Wismer licht de samenstelling van zijn tentoonstelling in een boeiend en overzichtelijk artikel toe. Voorts zijn er naast teksten van Hodler en Mondriaan zelf - hun artistieke credo's - bijdragen van Hans Janssen en Anne Tabak, Marty Bax, Bernhard von Waldkirch, Oskar Batschmann en nogmaals Wismer, nu in gesprek met de kunstenaar Helmut Federle. Bij de twee Nederlandse bijdragen sta ik hier een ogenblik stil. In 1907 was er een kleine Hodler-tentoonstelling bij St Lucas in Amsterdam, die Mondriaan hoogstwaar schijnlijk wel heeft gezien. De schilders hebben elkaar nooit ontmoet, dat is zeker. Hans Janssen en Anne Tabak reconstrueren de tentoonstelling van 1907 en geven een boeiend verslag van hun poging een eventuele invloed van Hodler op Mondriaan te traceren. Dat men voor de periode van 1900 tot 1914 kan spreken van 'einem Austausch zwischen der niederlandischen und der schweizer Kunstszene', niet alleen wat individuele kun stenaars en kunstenaarsverenigingen maar in het bijzon der ook wat schildertechnische gegevens betreft, is nieuw en biedt allerlei perspectieven. Daarbij kan aan Toorop en zijn contacten met Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk niet voorbij worden gegaan. Zelfben ik bij mijn onderzoek naar de briefwisseling tussen Jan Toorop en Mies Elout-Drabbe Zürich enkele malen als verblijfplaats van Toorop tegengekomen, maar in mijn reis langs Zwitserse privé-verzamelingen heb ik maar één verwijzing naar Toorop gevonden, namelijk zijn deelneming aan een in 1913 door verzamelaar Richard Kisling in het Ziirichse Kunsthaus gepresenteerde inter nationale tentoonstelling. Kisling speelde samen met de verzamelaar Fritz Meyer-Fierz, tot zijn dood eigenaar van Mondriaans De zee, een rol bij de totstandkoming van de Amsterdamse Hodler-tentoonstelling. Zoals in het bovenstaande al is gebleken, zijn er ondanks het feit dat Mondriaan als pionier van de ab stracte kunst geldt en Hodler uiteindelijk altijd een figuratief schilder is gebleven, duidelijk parallellen tus sen hen en hun werk te onderkennen. Marty Bax richtte haar bijdrage op die parallellen die het resultaat van gelijke opvattingen over het wezen van de kunst zijn. hl een voortreffelijk, zeer helder betoog zet zij de achter gronden daarvan uiteen. De Russische Helena Blavatsky die in 1875 in New York de Theosofische Vereeniging oprichtte, krijgt haar plaats in de lange traditie van de theosofie die zowel voor Hodler als Mondriaan van belang was, de Rozenkruisers hun plaats onder de 'petites religions'; Hodlers natuurmystiek en parallel lisme komen aan de orde en Mondriaans natuur beschouwing en Nieuwe Beelding. Marty Bax komt tot de slotsom dat Mondriaans hele oeuvre vanaf 1904/1905 zijn wortels in de theosofie heeft. In 1912 stuurde Mondriaan Mies Elout een brief vanuit Parijs, waarin hij ingaat op zijn eigen evolutiestadium: 'ik ben nog niet zoover om te kunnen mediteeren - Ik tracht wel er toe te komen - Veel er van is in me, maar ik ben nog niet ver genoeg. (Soms denk ik ook wel eens: misschien ben ik toch verder, dan ik denk, omdat ik Zeeuws Tijdschrift 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1998 | | pagina 39