Van tijdschriften, literaire reeksen en periodieken
PAUL VAN DER VELDE
De reiziger in het notalandschap slaat bij het ontbreken
van een index meteen de actiepuntenlijst op (die niet
zoals in de inleiding gezegd wordt onder E staat maar
onder F). Hierdoor zullen de nieuwsgierigen onder ons
het spoor niet bijster raken want het is volgens de sa
menstellers van de cultuurnota, 'Boven het maaiveld.
Uitgangspunten van het provinciaal cultuurbeleid 1998-
2000', een handig spoorboekje (ik zou eerder zeggen
een aantal loketten waar dezelfde ambtenaar achter
zit). Het Zeeuws Tijdschrift wordt bediend bij het loket
met opschrift Media, Bibliotheekwerk en Letteren. Van
de vijftig actiepunten in de lijst slaan er vier (27-30) op
deze categorie maar geen een op het Zeeuws Tijd
schrift. Dat is ook niet verwonderlijk want het is inge
deeld bij een categorie die meer dan vijftig procent van
de totale subsidie van 26 miljoen provinciale subsidie
voor cultuur opslorpt. Vier actiepunten is dan al wat
schraal voor zo'n bedrag en om dan aan een post van
30.000 gulden (de subsidie van dit tijdschrift) een actie
punt te wijden zou disproportioneel zijn. Slechts 0,1
procent van de totale cultuurbegroting gaat naar het
Zeeuws Tijdschrift, een quantité negliable, oui? Zou er
dan nog meer over ons tijdschrift in de nota staan?
Maar eens doorbladeren naar pagina 47 waar het
onder Tijdschriften, Literaire Reeksen en Periodieken
voorkomt. Het Zeeuws Tijdschrift bevindt zich in het
gezelschap van de Zeeuwse Katernen (kunst in Zeeland
in de 19e en 20e eeuw: maximaal 5.000 gulden), de
Slibreeks (Zeeuwse bibliofiele esthetiek: 7.500 gulden)
en Ballustrada (poëzie en literatuur: 3.500 gulden). In
dat kleine gezelschap is het Zeeuws Tijdschrift een reus.
Het staat maar liefst voor 65 procent van het totale
budget van 46.000 gulden voor deze subcategorie. De
opstellers zien dit tijdschrift als volgt: 'Het Zeeuws
Tijdschrift kent een lange traditie. Door meer in te
spelen op de actualiteit en het uitbrengen van thema
nummers is het culturele informatieniveau van dit tijd
schrift de laatste jaren onmiskenbaar toegenomen.' Met
complimenten weet de redactie om te gaan maar zij is
tegelijkertijd niet blind voor het gebrek dat volgens de
nota het aantal abonnees betreft. 'Wat wel zorgen baart
is het aantal abonnees Wij willen het tijdschrift de
komende driejaar blijven subsidiëren met jaarlijks een
vaste bijdrage van f30.000,-, waarbij wij wel de voor
waarde willen stellen dat het aantal abonnees aan het
einde van deze periode |2001] minimaal 1000 bedraagt.'
Hier kom ik later op terug maar eerst door naar de nota
van antwoord op pagina 82 (waarin de reacties van
gemeentes, instellingen etc. op de nota staan).
De gemeente Goes heeft een duidelijke mening over
dit tijdschrift. 'Het Zeeuws Tijdschrift en het blad Zee
land van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen zouden, mede gezien de vaak identieke
aandachtsvelden, gecombineerd dienen te worden.' De
reactie van de samenstellers van de nota luidt als volgt:
'In beginsel kunnen wij de reactie van de gemeente
Goes onderschrijven. Het is echter naar de mening van
het College, aan de besturen van het Zeeuws Tijdschrift
en het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen, om te bepalen of men wederom gaat samen
werken en één periodiek uit gaat brengen.'
Dit was wat er specifiek te vinden was over dit tijd
schrift in de nota. Hoe kijken de redactieleden tegen
deze opmerkingen, gegevens en commentaren aan? De
tendens naar meer samenwerking die de nota ademt,
haalt de redactie volledig in. Immers in de afgelopen
jaren heeft dit tijdschrift met vele andere culturele
organisaties in Zeeland samengewerkt. Om er enkele te
noemen: de Zeeland Nazomer Festivals; het Zeeuws
Museum; Ballustrada en in dezelfde lijn ligt ook het
volgende nummer dat geheel aan de Zeeuwse Kunst
kring gewijd zal zijn. Maar niet alleen incidentele sa
menwerking staan wij voor. Wij kunnen ons goed
samenwerkingsvormen indenken met Ballustrada, de
Slibreeks en Zeeuwse Katernen en het niet in de nota
genoemde Jaarboek Zeeland in de sfeer van gezamen
lijke abonnementsadministratie, inning van de abonne
mentsgelden, vormgeving, druk en advertentiewerving.
Dit zou snel gerealiseerd kunnen worden en een
synergetisch effect hebben. Zo'n stroomlijning zou de
basis kunnen scheppen voor een verdere integratie en
uitbouw.
De Goese inbreng met betrekking tot een combina
tie van het Zeeuws Tijdschrift en Zeeland lijkt ons zin
nig wanneer daarmee bedoeld wordt een combinatie
van traditie en vernieuwing. Het lijkt de redactie zeer
wel mogelijk op deze basis een nieuwe redactionele
formule te ontwikkelen. Dan zou er wel gestreefd moe
ten worden naar een full-colour tijdschrift zoals het op
de geschiedenis geënte Ach Lieve Tijd, dat bijna twee
jaar in een oplage van 8.000 exemplaren is verschenen.
De frequentie van de gedrukte versie van het tijdschrift
zou dan wel naar 10 nummers per jaar moeten terwijl
de interactieve versie de sterk groeiende groep virtuele
abonnees bedient. Met zo'n concept zou de minimale
eis van 1000 abonnees (dat millennium probleem is toch
ook overal) in 2001 gemakkelijk gehaald kunnen wor
den. De volgende cultuurnota zou trouwens ook een
themanummer van het Zeeuws Tijdschrift kunnen zijn.
Zeeuws Tijdschrift 3