'Een mogelijkheid tot exposeren, meer niet Veertig jaar Zeeuwse Kunstkring: interviews m PETER VAN HOUTE 'Je kreeg ineens ergens een plaats', zegt Antoine Mes (71) uit Middelburg. 'En daarmee de mogelijkheid tot exposeren. Dat sprak me natuurlijk wel aan.' In 1961 kwam hij -pas afgestudeerd aan de Rijksacademie in Amsterdam- terug naar Middelburg en sloot zich aan bij de Zeeuwse Kunstkring, die toen nog Stichting Zeeuwse Beeldende Kunstenaars (SZBK) heette. Hoewel Antoine Mes dus niet tot de leden van het eerste uur behoorde, was hij wél deelnemer aan de allereerste tentoonstel ling decemberl958) van de club met zijn nooit precies te onthouden naam. Vermoedelijk was hij -als jonge Middelburgse kunste naar die in Amsterdam studeerde- gevraagd om mee te doen, maar heel exact weet hij dat niet meer. Van die eerste expositie kan hij zich nog nauwelijks iets herin neren. Wél weet hij nog hoe zijn toetreding tot de SZBK verliep: zónder ballotage, hij werd gewoon gevraagd. 'Vermoedelijk vanwege mijn studie Monumentale Kunst aan de Rijksacademie', denkt hij nu. Destijds zag hij het ook wel als een teken van waardering van zijn kunste naarschap. En als een mogelijkheid om zijn eigen plaats als kunstenaar te bepalen. 'Het was gewoon een prach tige mogelijkheid om te exposeren samen met andere Zeeuwse kunstenaars. Meer was het niet. Er was geen enkele concurrentie en met de kwaliteit zat het in die beginjaren nog wel goed.' Niet inhoudelijk Volgens Mes was er in die eerste jaren een goede onder linge verstandhouding, maar echt inhoudelijk over kunst werd er in de club niet veel gesproken. Daarvoor liep het werk van de leden te sterk uiteen. Toch kreeg hij door de SZBK (later de ZKK) contact met een aantal lotgenoten of beter nog: geestverwanten. 'Je zocht je maatjes onder diegenen waarmee je enige verwacht- schap had. Voor mij waren dat mensen als Hans Heeren en Henk Kooger, maar ook Dolf Jaspers en Geert van Fastenhout (die in Zeeuws-Vlaanderen zaten). We kwa men bij elkaar op het atelier en spraken over het werk en de manier van werken. Het ging dan vooral om de technische aspecten en de zienswijze die we als kunste naar hadden.' De kunstenaars, zoals Mes, die abstraherend werk ten, waren in de kring duidelijk in de minderheid. Het Antoine Mes, Zeeuws landschap/ winter7997, acryl op doek. merendeel maakte naturalistisch werk. Soms kon hij dat -in zijn soort- wel waarderen, 'maar', zegt hij nu 'verder kon ik er niets mee.' Voor zijn ontwikkeling als kunste naar heeft de kring dan ook weinig betekenis gehad. Het belang van de ZKK voor hem en andere jonge kunstenaars in die beginjaren lag dus voornamelijk in de mogelijkheid tot exposeren, benadrukt Antoine Mes. 'Het was daarom ook belangrijk omdat er niets anders was, geen andere mogelijkheden om je werk tentoon te stellen. Er waren geen galeries, dus ook om eventueel werk te verkopen wasje op die exposities van de ZKK aangewezen. Niet onbelangrijk natuurlijk, wantje had er immers je vak van gemaakt en je probeerde dus van de kunst te leven.' Antoine Mes zou zo'n tien jaar lid blijven van de Kring. In die periode maakte hij twee - enigszins- tegenstrijdige ontwikkelingen mee: een frisse wind van buiten Zeeland en een dalende kwaliteit van het werk van deelnemende kunstenaars. Frisse wind? Voor de frisse wind van buiten zorgde kunstenaars als Nico van den Boezem (en later ook Jan Haas) die halver wege de jaren zestig naar Zeeland kwamen en toetra den tot de Kring. Mes herinnert zich dat nog goed. Hij is ook nu nog positief over de kritische inbreng van bui ten, waarvoor die jongelingen als Van den Boezem ver antwoordelijk waren. 'Dat heeft beslist een positieve Zeeuws Tijdschrift Tl

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1998 | | pagina 29