'Men schilderde en beeldhouwde zonder enige output' invloed gehad. Natuurlijk was het goed dat er eens anders tegen ons werd aangekeken.' Van den Boezem en anderen hebben volgens Mes ook het kunstklimaat in Zeeland -in het algemeen- gunstig beïnvloed en de ZKK in het bijzonder. 'Het was namelijk wel een clubje van ons kent ons en dat is natuurlijk niet best voor een kunst kring die groeiend, beweeglijk en interessant wil zijn.' De opleving als gevolg van de impuls van buiten duurde niet lang (veel kritische nieuwkomers haakten weer snel af) en bracht niet wat Antoine Mes had gehoopt: een verhoging van de kwaliteit. In tegendeel: bij de ballotage van nieuwe leden werd steeds vaker een loopje genomen met de kwaliteitscriteria.Volgens Mes leek het erop dat uitbreiding van het aantal leden belangrijker was dan de kwaliteit van het werk en het kunstenaarsschap van die leden. Dat was voor een kun stenaar met een opleiding en een achtergrond als Antoine Mes op den duur niet meer acceptabel. Gebrek aan l<waliteit Begin jaren zeventig daalde het niveau zo danig dat hij besloot zijn lidmaatschap van de ZKK op te zeggen. 'Het was echt een kwestie van gebrek aan artistieke kwali teit', zegt hij. 'Voor mij waren het op een gegeven mo ment echt kunstenaars van de tweede of zelfs van de derde orde die er bijkwamen. Soms was het echt ge woon slecht (namen noem ik niet). Daar wilde ik niet meer bijhoren'. Antoine Mes deelde zijn besluit mee aan het bestuur in een kort briefje, waarin hij overigens niet de reden vermeldde. 'Dat vond ik niet nodig', zegt hij nu. 'Ik had persoonlijk mijn conclusies getrokken, dat was voldoende'. Mes ging zijn eigen weg en bleef zich op de hoogte houden van de actuele ontwikkelingen in de kunst door bezoek aan galeries en tentoonstellingen, meestal buiten de provincie. 'Dat heb je als kunstenaar gewoon nodig, ook voor je eigen plaatsbepaling. Om te zien in hoeverre je er nog bij kan horen'. In de versukkeling Volgens Mes zijn er in Zeeland veel kunstenaars die gewoon maar zijn blijven doorgaan, traditioneel zonder gebruik te maken van nieuwe invloeden en nieuwe inzichten. 'Die kunstenaars zitten nu toch een beetje in de versukkeling.' Dat geldt volgens Antoine Mes ook voor de Zeeuwse Kunstkring. Van afstand is hij het reilen en zeilen van de Kring wel blijven volgen. Regelmatig be zoekt hij -ook nu nog- de tentoonstellingen, maar onder de indruk van het niveau is hij -nog steeds- niet. Over de toekomst van de Zeeuwse Kunstkring is hij dan ook sceptisch. De kring heeft zichzelf overleefd, denkt hij. 'Het past niet meer in het tijdsbeeld, ledereen is toch tegenwoordig ontzettend solitair bezig? Hooguit zoek je af en toe medestanders of juist contrasten, maar verder werkt en exposeert elke kunstenaar nu toch vrijwel altijd alleen?' Nog eens veertig jaar Zeeuwse Kunstkring heeft volgens hem dus weinig zin, maar hij sluit niet uit dat de kring desondanks zal blijven voort bestaan. 'Dingen zijn immers altijd gewoon vol te hou den hé', zegt hij. 'En er zullen altijd beginnende en amateur-kunstenaars blijven die verguld zijn dat ze worden gevraagd deel uit te maken van die club en op die manier te exposeren. Dat principe is natuurlijk ein deloos voort te zetten.' PETER VAN HOUTE Nico van den Boezem (63) kende er niemand en wist niets van Zeeland toen hij zich in 1964 als beeldend kunstenaar uit Leerdam vestigde in Middelburg. Van William Rothuizen, de Zeeuwse journalist die destijds als pr-functionaris werkte bij de Glasfabriek Leerdam, had hij een lijstje namen meegekregen van mensen waarmee hij beslist contact moest opnemen. Dat lijstje betekende voor de jonge Nico van den Boezem de eer ste kennismaking met de Zeeuwse Kunstkring (toen nog SZBK), want Rothuizen had er ook de namen van Cor Helm (de secretaris), mr A.J.J.M. Mes en burgemeester Van Eisen van Heinkenszand (de voorzitter) opgeschre ven. De kunstenaar uit Leerdam trad, zonder slag of stoot, toe tot de kunstkring. Van een ballotage was geen sprake. 'Men vond het ge woon prachtig dat ik meedeed', zegt Nico van den Boe zem nu. 'Ik had een beetje een grote mond en uitge sproken ideeën, zoals dat hoort bij jeugdige overmoed.' Hij zag de kunstkring zelf vooral als een mooie intro ductie in het voor hem onbekende Zeeland. Omgekeerd bleek het ook de spraakmakende kennismaking van deze provincie met een opmerkelijke kunstenaar van buiten te zijn. Zijn lidmaatschap van de kring heeft -enigszins tot zijn eigen verbazing- een bijna mytische betekenis 28 Zeeuws Tijdschrift

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1998 | | pagina 30