en, onder meer, een enkel werk van Mondriaan (niet gesigneerd), Hart Nibbrig, Von Brucken Fock en Vaarzon Morel (père). De publicatie van William Rothuizen is prachtig uit gevoerd. Het is een plezier de afbeeldingen van Toorops werk te bekijken en de teksten van, aan en over hem door te bladeren, hier en daar wat te lezen, dat opnieuw te doen, en zich zo een beeld te vormen van 'de veel- zijdigste kunstenaar die Holland sinds eeuwen heeft gehad'. William Rothuizen heeft een scherpe keuze gemaakt, wat mij (die zich ook met dit onderwerp bezig houdt) betreft had het boek dubbel zo dik mogen zijn en een enkel fragment dubbel zo kort. Maar Rothuizens persoonlijke keuze is alleszins te respecteren en het boek biedt een welkome selectie uit de bestaande Toorop- literatuur. Rothuizen heeft zijn documentatie ingedeeld naar de woonplaatsen van Toorop en de daarmee enigs zins parallel lopende fasen in diens werk. Het hoofdstuk Banka, Leiden en Delft wordt gevolgd door Amsterdam, Brussel en Londen, dan Den Haag en Brussel, vervolgens Katwijk en Den Haag, en tenslotte de op zich staande Jan Toorop, Kanaal bij Middel burg, olieverf op doek, 1909. Collectie Galerie Nova Spectra, Den Haag. Uit: Jan Toorop in zijn tijd, samenstelling William Rothuizen, Amsterdam 1998, P- 53- hoofdstukken Katwijk, Amsterdam, Nijmegen en Den Haag. Interessant is het om in sommige geciteerde tek sten onjuistheden te ontdekken, het is evenwel algemeen bekend dat Toorop niet al te exact in het verstrekken van gegevens was. Dat verklaart enkele merkwaardigheden in de beknopte biografie in het boek overigens niet. Graag zou ik bijvoorbeeld willen weten op grond van welke bron Rothuizen met stelligheid schrijft dat de litho die Toorop in 1895 van een meisjeskop maakte Mies Drabbe tot onderwerp had en dat deze Toorop bij die gelegenheid op Domburg attent maakte. In de vaklitera tuur zijn de meningen daarover verdeeld.^ Iets verderop laat Rothuizen het Domburgse tentoonstellingsgebouw tje verrijzen in 1909; het kwam pas twee jaar later, zeer gehaast, tot stand. Jammer is ook, bij de teksten, een slordigheidje als de datering van een briefkaart van generaal Drabbe aan Toorop (p. 39); het moet niet 20 september 1890 zijn - toen hadden die twee elkaar nog niet ontmoet - maar 20 september 1898. Dat is een kleinigheid, maar wijst er wel op dat het voor studie doeleinden te verkiezen zou zijn geweest als de samen steller zijn directe bronnen (zie p. 128) ter toetsing en evenzeer voor de node gemiste achtergrond-informatie bij de aangehaalde fragmenten had vermeld. Hoe het ook zij, Rothuizen schetst op basis van een veelheid aan materiaal 'een genuanceerd portret van de mens en kunstenaar Jan Toorop' en heeft daarmee een boeiend lees- en kijkboek over deze bijzondere kunstenaar het licht doen zien. Persoonlijke banden 'Wat heb ik toch bij U allen in Domburg mooie rustige intieme dagen doorgebracht', aldus Toorop op 14 juli 1898 aan generaal Drabbe. 'Het heeft me weer opge- frischt. Ik dank U nog zeer voor uw hartelijke gastvrij heid, woonde ik eens een tijdje in Domburg, ik geloof dat het mij goed zal doen.'4 Een maand later zou Toorop, vanuit Den Haag op weg naar Oxford, weer een bezoekje bij de Drabbes in Domburg afleggen. Het was het begin van een levenslange vriendschap met de familie, in het bijzonder met de jongste dochter Mies. Toorop voelde het schilder- en tekentalent van Mies Drabbe (1875-1956) direct aan, hij gaf haar adviezen en stimuleerde haar voortdurend in de ontwikkeling van haar talent. Mies volgde lessen bij de Middelburgse schilder W.f. Schütz en later, mede dankzij Toorop, aan de Haagse Academie. In 1898 maakte Toorop een prachtige krijttekening van generaal Drabbe en Mies, lezend in de tuin van hun huis 13 Zeeuws Tijdschrift 1/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 15