De Drie Bruiden
De symbolistische tekening De Drie Bruiden was in de
winter van 1892-93 ontstaan, hing in 1893 op de Amster
damse tentoonstelling van de Nederlandsche Etsclub
(waar zij op de openingsdag werd gekocht door de Firma
van Wisselingh Co.) en later dat jaar, met 16 andere
werken van Toorop, op de Jahresausstellung von Kunst
werken aller Nationen in het Glaspalast te München.
Toorop reisde zelf naar München en kon zo min of meer
aan den lijve ervaren hoeveel verschillende reacties De
Drie Bruiden opriep. W. Shaw Sparrow, die Toorop uit
Brussel kende, schreef in het Engelse magazine The
Studio over 'this odd, fantastic, sibylline production', dat
hij alleen maar kon wensen 'that the artist had been less
inspired by the queer puppets which used to amuse him
as a child in Java.' Hij eindigde zijn bespreking met de
opmerking: 'In the fantastic spirit of the design, one
fancies there is much to interest even those critics and
those artists who object to ideas in painting, while the
unconscious and refreshing ingenuousness of the whole
conception should appeal especially, one thinks, to the
imaginative and simple students of Borderland.'^
Hoe ver Toorop zijn tijd vooruit was, geeft kunstenaar
en schrijver Theo Molkenboer weer in het blad Deutsche
Kunst und Dekoration (1899). Bij Toorops eerste 'optreden'
in Duitsland, in het Glaspalast en vervolgens de Secession
van München, werd er alom om hem gelachen. Maar
anno 1899 besefte men dat hij toen al het gebied van de
'voorstelling' ver achter zich had gelaten: 'er war bereits,
wenn auch wohl noch unbewusst, auf dem Gebiete künst-
lerischen Schaffens angelangt, das uns heute fast als das
Wichtigste erscheint: beim ornamentalen Empfinden und
Erfmden. Freilich bleibt er auch noch hier weit getrennt
von den übrigen europaischen Meistern, und dies darum,
weil er eben kein Europaer ist, sondern Asiate.'D Het op
ornamentale wijze opvullen van de vlakken, duidde al op
verwantschap met de Oosterse (Japanse en Chinese)
kunst; voor Toorop kwamen daar naast Egyptische in
vloeden nog - en dat onderscheidde hem in de eerste
plaats van zijn kunstbroeders - herinneringen uit zijn
Indische jeugdjaren bij, die hem tot het gebruik van
wajang-motieven met een enorme nadruk op de lijn en
het eigen leven daarvan brachten. (Zozeer zelfs, dat de
lijn tot klank en geur werd - in De Drie Bruiden de lijnen
die bovenin de voorstelling uit de klokken stromen en de
lijnen die in het midden van de voorstelling uit de rozen
op wolken.7*5) Voor het mystieke verlangen naar eenwor
ding van en met de 'Al-Natuur' en de 'Al-Ziel', een van
Toorops belangrijkste inspiratiebronnen, zou de kiem
eveneens in zijn jeugd gelegd kunnen zijn.
In 1894 exposeerde Toorop onder meer in Berlijn bij
Galerie Gurlitt, in 1897 weer in het Glaspalast in München,
in 1898 in Londen bij de International Society of Sculptors,
Painters and Gravers en in Kopenhagen bij Art-Shop-
Kleis, in 1899 in Dresden bij Galerie Arno Wolfframm
en in het Künstlerhaus in Wenen, in 1900 bij de Wiener
Secession en in Berlijn en Krakau bij Galerie Keller, in
1901 in Warschau bij Galerie Aleksander Krywult en in
1901/ 1902 nogmaals bij de Wiener Secession.7!7 Hoe
belangrijk hij bij die laatste expositie is geweest voor de
Secessionisten en in het bijzonder voor Gustav Klimt,
blijkt uit de publicatie bij de tentoonstelling Heiliger
Frühling die in Wenen in de Graphische Sammlung
Albertina (tijdelijk in de Akademiehof) te zien was van
16 oktober 1998 tot 10 januari 1999 en nu, in enigszins
gewijzigde vorm, in de Fondazione Antonio Mazzotta in
Milaan nog is te zien tot 16 mei 1999.
'Der Zeit ihre Kunst, der Kunst ihre Freiheit'
In het voorjaar van 1897 traden negentien kunstenaars
(onder hen Gustav Klimt, Josef Hoffmann, Joseph M.
Olbrich, Kolo Moser en Carl Moll) uit het conservatieve
Weense Künstlerhaus, op dat moment de enige officiële
kunstenaarsorganisatie in de stad. In navolging van de
Münchner Secession (1892), richtten zij de Vereinigung
bildender Künstler Österreichs - Wiener Secession op.
De kunst was niet los van het leven te denken, betoogden
16 Zeeuws Tijdschrift 1/99