1985, pp. 20-23, P- 23-
13. Philippe Zilcken, 'Jan Toorop', in: Elsevier's Geïllustreerd.
Maandschrift, 8 (1898), dl 2, pp. 105-129, p. 123. De olieverf
Jonge generatie kwam tot stand in 1892 (Toorop exposeerde haar
op Sar Péladans eerste Salon de la Rose Croix Esthétique, 1892),
de tekening Zang der tijden in 1893 en de tekening Schemeravond
(een expressie van lijnen), door Toorop later doorgekrast en on
deugdelijk bevonden, in 1892/93. Zie o.m. Inemie Gerards en
Evert van Uitert, 'Jan Toorop. Een "fabuleuze bevattelijkheid": het
symbolistische scheppen', in: Jong Holland, 5 (1989) 1, pp. 2-17,
P-3. 5-
14. W. Shaw Sparrow, 'Herr Toorop's "The Three Brides'", in:
The Studio. An Illustrated Magazine of fine and Applied Art, 1
(1893) 1, pp. 247-248.
15. Theo Molkenboer, 'Jan Toorop - lm Haag', in: Deutsche Kunst
und Dekoration, 2 (1899) 12, pp. 541-552, p. 542.
16. Zie Bettina Polak, Het Fin-de-Siècle in de Nederlandse Schilder
kunst. De symbolistische beweging 1890-3900, Martinus Nijhoff,
Den Haag 1955, pp. 87-151, p. 118 e.v.
17. Zie o.m. Marian Bisanz-Prakken, 'Jan Toorop en Gustav
Klimt. Een analyse van de betekenis van Jan Toorop voor het
vroege werk van Gustav Klimt', in: Nederlands Kunsthistorisch
Jaarboek, 27 (1976), pp. 175-209, p. 191; Marian Bisanz-Prakken,
'Gustav Klimt und die "Stilkunst" Jan Toorops', in: Mitteilungen
der Österreichischen Galerie, Klimt-Studien, 22 (1978/79) 66/67,
pp. 146-214, p. 148, 209 (noot 5); Cat. tent. Jan Toorop 3858-3928,
1989, p. 150; Francisca van Vloten, 1990, p. 28; en J.F. Heijbroek
en Margaret F. MacDonald, Whistier en Holland, Uitg. Waanders/
Rijksmuseum, Zwolle/Amsterdam 1997, p. 125.
18. De kleine Sphinx werd, samen met andere tekeningen van
Toorop, afgebeeld in het internationaal bekende Nederlandse
tijdschrift Bouw- en Sierkunst, 1 (1898) 3, afb. 41, en heeft hoogst
waarschijnlijk op de 7de Secession van voorjaar 1900 gehangen;
de grote Sphinx, ook meermalen in kunstbladen afgebeeld, hing
in het voorjaar van 1899 in het Weense Künstlerhaus. Zie
Marian Bisanz-Prakken, Heiliger Frühling. Gustav Klimt und die
Anfdnge der Wiener Secession 1895-2905, Graphische Sammlung
Albertina/Christian Brandstatter Verlag, Wien/München 1998/99,
p. 74-76. Zie ook Marian Bisanz-Prakken, 'Zum Gemalde
"Pallas Athene" von Gustav Klimt', in: Alte und Moderne Kunst,
21 (1976), pp. 8-11, p. 10-11; en Marian Bisanz-Prakken, 1978/79,
pp. 146-214, p. 153-158.
19. Marian Bisanz-Prakken, 1998/99, p. 135-136. Zie ook Marian
Bisanz-Prakken, Gustav Klimt. Der Beethovenfries. Geschichte,
Tunktion und Bedeutung, Deutscher Taschenbuch Verlag GmbH
Co. KG, München 1980, p. 80-81.
20. Zie Marian Bisanz-Prakken, 1976, p. 175-180; en 1978/79,
p. 150-153. Toorop zelf was overigens voor een niet onbelangrijk
deel geïnspireerd door de Engelse boekkunst (William Morris,
Walter Crane).
21. Marian Bisanz-Prakken, 1998/99, p. 76-77; en 1978/79,
p. 178-180. De novelle werd in 1900 in de Wiener Rundschau
besproken en door de Weense mecenas Fritz Warndorfer, zoals
deze in 1902 aan Toorop schreef (KB Den Haag, TC. C 157), bij
een dineetje aan zijn vrienden, de Secessionisten, cadeau ge
daan. Misschien vergezocht maar niet onmogelijk lijkt het dat
Auguste Préaults bronzen plastiek van Ophelia (1876), Hamlets
geliefde, Klimt bekend was en dat dat werk en experimenten als
Dawn van J. Crosland McClure, afgebeeld in The Studio, 24 (1901)
104, p. 137, en daar omschreven als 'a relief plaster of interesting
design', zijn inspiratie mede gevoed hebben.
22. Marian Bisanz-Prakken, Jan Toorop - Die Traumerin. Fine
Neuerwerbung der Albertina. Wien und die Kunst der Niederlande
um 1900, Graphische Sammlung Albertina, Wien 1991, p. 4, 13.
Onder de titel La Rêveuse werd de tekening in 1961 bij Paul
Brandt in Amsterdam geveild, van 1961 tot 1990 maakte zij deel
uit van de collectie Adolf Schwarz te Amstelveen, in dat laatste
jaar werd zij eigendom van Robert M. Light in California en
vervolgens, in 1991, van de Albertina in Wenen.
23. Een uitgesproken monumentale benadering treft men
bijvoorbeeld aan in het eerder genoemde Egidius en de vreemde
ling, De Erven F. Bohn, Haarlem 1899, in de illustratie tegen
over p. 42. De daar afgebeelde vrouwenfiguur mist de subtiele
lijnen en de teerheid van Die Traumerin, zij lijkt duidelijk door
Khnopff (het hoofd) en Hodler (het lichaam) beïnvloed. De illu
stratie tegenover p. 9, die Klimt inspireerde bij 'Die Sehnsucht
nach Glück', heeft die subtiliteit en teerheid wel maar mist het
prerafaëlitische karakter en het vloeiende lijnenspel van Die
Traumerin. Het was niet ongebruikelijk voor Toorop verschillende
stijlen en overigens ook technieken tegelijkertijd toe te passen.
In 1896 maakte Toorop de potlood- en krijttekening Vrouw met
chrysant, opgedragen aan Wijnanda Dekker. Zie Marty Bax en
Maarten van Buuren, Bloeiende symbolen. Bloemen in de kunst van
het fin de siècle, red. Maureen Trappeniers, Snoeck-Ducaju Zoon/
Noordbrabants Museum, Gent/'s-Hertogenbosch 1999, p. 48.
Mijn sterke vermoeden dat 'Nan' voor Wijnanda staat, mede
gezien de gelijkenis die te vinden is in de vrouwengezichten in
beide portretten, werd bevestigd door Gerard van Wezel. Op
grond daarvan en op grond van de stilistische gegevens, is het
zeer aannemelijk dat Die Traumerin inderdaad in 1897, of mis
schien 1896, tot stand kwam.
24. Collectie Mies Elout-Drabbe, KB Den Haag, afd. Handschriften,
135 F 19 (deel 1). De 12de Secession had plaats van 21.11.1901 -
8.1. 1902. Zie Marian Bisanz-Prakken, 1998/99, chronologie,
p. 208.
25. Hevesi is de eerder genoemde, nauw bij de Secessionisten
betrokken kunstcriticus. Zie Ludwig Hevesi, Acht Jahre Secession:
(Mdrz i8gy-Juni 2905) Kritik-Polemik-Chronik, C. Konegen, Wien
1906, p. 375-379 ('Ver Sacrum', 15. Februar 1902). Met dank aan
Marian Bisanz-Praklten, die mij een fotokopie van de desbetref
fende pagina's toestuurde.
26. De brief van Spitzer, d.d. 8 februari 1902, ontdekte ik in
de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag (TC. C 157, onder de
naam 'D.F.V. Snitzer?', Dr. F.V. Spitzer dus). Met dank aan
Kees Thomassen, die mij een fotokopie van de brief verstrekte.
Spitzer verwijst in zijn brief naar de Toorop-bespreking in het
komende nummer van Ver Sacrum (zie Hevesi, noot 25). Het
was dus niet Hevesi zelf die Toorop in Katwijk had bezocht,
zoals vaak wordt aangenomen, maar Spitzer.
Zie voor de door Spitzer gemaakte foto van Toorop o.m. Cat.
tent. Jan Toorop 2858-2928, 1989, p. 27; en Rothuizen, 1998,
p. 46. De daar afgedrukte foto, waarvoor Spitzer op de Erste
Internationale Ausstellungjur künstlerische Bildnis-Photographie in
Wiesbaden (juni 1903) de gouden medaille zou krijgen, is over
genomen uit Deutsche Kunst und Dekoration, 6 (1903) 11, p. 481.
Dankzij Marian Bisanz-Prakken ben ik op het juiste spoor ge
raakt wat Spitzer betreft; zij heeft mij over de ware identiteit van
de fotograaf Spitzer ingelicht.
27. Cat. Katwijk in de schilderkunst, 1985, p. 138, 210.
28. Zie Jura Brüschweiler e.a., Ferdinand Hodler, Kunsthaus
Zürich/Benteli Verlags AG Bern, derde druk, Zürich/Bern
1998, p. 132-135.
29. Het Domburgsch Badnieuws van 18 juli 1903 vermeldt Toorops
aankomst, met familie (3), in het dorp. Zie voor Toorops brief
aan Verwey Francisca van Vloten, Zwolle/ Middelburg 1994, p. 21,
64 (noot 34). Zie ook Mea Nijland-Verwey, Kunstenaarslevens. De
briefwisseling van Albert Verwey met Alphons Diepenbrock, Herman
Gorter, R.N. Roland Holst, Henriette van der Schalk en J. Th. Toorop,
Van Gorcum Comp. NV - Dr H.J. Prakke H.M. Prakke,
Assen 1959, p. 201, 202.
21 Zeeuws Tijdschrift 1/99