De besloten ruimte tussen de hoge wanden.
De wandelroute door de duinen gaat 'vanzelf' over in
een route door het museum. De weersomstandigheden
spelen een belangrijke rol. Het moet Ns winters een ande
re belevenis zijn om in de buurt van de Hoge Hil het
werk van de schilders te gaan bekijken, dan 's zomers.
Na het museumbezoek wordt de route door het land
schap vervolgd. De route door het museum sluit aan op
de wandeling buiten.
Sferen
Het museum heeft twee doelstellingen: het exposeren
van beeldende kunst, in het bijzonder schilderijen, en het
'tentoonstellen' van het duinlandschap, het strand en de
zee. Daarom zijn er twee gedeelten, een eenheid in twee
contrasterende gebouwdelen. Het ene gebouw in de rich
ting van de duinen, het andere haaks daarop. Het ene
gebouw bevat de centrale expositieruimte, introvert, met
licht van boven. Het andere gebouw is extravert. Daarnaast
moet een museumgebouw plaats bieden aan educatieve
activiteiten, lezingen en andere bijeenkomsten. Een
gehoorzaal of aula, een bibliotheek, en enkele kleinere
expositieruimten worden in de 'pier' ondergebracht.
Elke ruimte heeft een eigen functie en een andere
sfeer. Het serieuze karakter en de rust van een tentoon
stelling heersen in de grote expositieruimte. Het muse-
umdeel met de kleine expositieruimte, de 'pier' en aan
het eind daarvan het restaurant - dat als een strandtent
op het uitzicht, het licht en de ruimte buiten gericht is -
met een ontspannen sfeer, extravert. De ruimten voor
meer educatieve doeleinden die zich weliswaar meer
'geborgen' in de duinpan bevinden, worden gekenmerkt
door 'een open sfeer'.
Technisch wordt met grote betonnen wanden het
museum in de duinen gezet. Dat beton 'keert' het duin,
maar ook het klimaat. Als basis dient een betonnen bak,
verzonken in het duin en haaks daarop horizontale vloe
ren richting zee. Samen met stalen elementen, kolommen
en balken vormen deze betonnen elementen de dragende
delen, de constructie. Hierbinnen worden houten ele
menten geplaatst om expositieruimten te creëren. Maar
tegelijkertijd wordt hiermee een ruimtelijk spel gespeeld.
Bijvoorbeeld wel of geen vloer en daarmee een lage of
een hoge ruimte. De houten vloer, soms dichtbij een wand,
soms ver weg. De houten expositieruimten die niet op de
vloeren staan, bieden geen uitzicht, het landschap is bui
tengesloten, maar buiten die houten expositieruimten
dringt het landschap zich op.
Een bezoeker en zijn route
Wandelend door de duinen tref je zo nu en dan een
bordje aan: verwijzing naar een schilderij, een uitzicht
dat ooit door een schildersoog 'gevat' werd. Je loopt door,
naar de Hoge Hil en vangt daarbij een glimp op van een
bouwwerk, in hoofdzaak glas en beton, met hout dat zijn
verweerde kleur krijgt. Het museum ligt verankerd in de
duinen. Bovenop het duin valt alle beschutting weg en
geniet je van het uitzicht in de volle wind. Je pad vervol
gend, word je langs een betonnen element geleid, je
daalt af en langzaam verlies je uitzicht op zee. Af en toe
kun je door een gat in de wand in een ruimte kijken.
27 Zeeuws Tijdschrift 1/99