juli, wanneer de landbouw vanwege de zomerhitte stil ligt, veelvuldig op Hindoe-festivals gespeeld. Dit ter ere van Draupadi en andere dorpsgodinnen, wier gunst tot een goede oogst en gezondheid voor mens en dier moet leiden. Kattaikkuttu is genoemd naar de houten versier selen die de acteurs op schouders, hoofd en borst dragen. Ingelegd met spiegeltjes en versierd met gekleurd papier symboliseren ze koninklijke macht en heldendom. Het is simpel materiaal, met touwtjes en lapjes aan elkaar ge knoopt, maar niettemin bron van krachtige illusies. Vooral volle maan is een geschikte tijd voor een Kattaikkuttu- opvoering. De acteurs, straatarme professionals, behoren tot de lagere kasten. Kattaikkuttu is een orale traditie: liederen, dialoog, regels voor kostumering en make-up en regieaanwijzingen zijn van vader op zoon doorgegeven. Op het moment van de Mahabharata-voorstelling in Vembi woonde Hanne in Vellore, een dorpje in de buurt van een Tamil-lepraziekenhuis. Ze verbleef in India met een studiebeurs en had via via gehoord dat in Noord-Tamil Nadu nog een vorm van volkstheater bestond. Laat- negentiende-eeuwse verslagen van Britse missionarissen bevatten verwijzingen naar 'duivelsdansen'. In christelijke ogen ging het om een florerende vorm van heidens ver maak, vulgair amusement voor de ongeletterde platte landsbevolking. Navraag bij stadse Indiërs leverde niets op, middenklasse en elite wisten van het bestaan van het volkstheater niet af of verklaarden Kattaikkuttu voor dood. Maar Hanne gaf niet op en informeerde bij volle maan bij het plaatselijke busstation of chauffeurs op hun route soms festivals hadden gezien. Het werd een hele oploop. Tientallen mensen kwamen, blij verrast door de belang stelling, met nuttige informatie. Hanne stapte in een bus en na een stevige rit over hobbelwegen, onderbroken door vele stops, maakte ze in Vembi kennis met Kattaikkuttu. Een Draupadi-festival duurt niet zelden tien dagen, van Draupadi's huwelijk tot de eindstrijd. Iedere nacht is er een nieuwe voorstelling. Tijdens de laatste staan de twee partijen uit het epos tegen over elkaar: de vijf Pandava- broers en hun honderd neven, de Kaurava's. Voor de Draupadi-tempel is van zand en modder een reusachtige replica gemaakt van koning Duryodhana. Om tien uur 's ochtends, bij 43 graden Celsius, worden de acteurs die Duryodhana en Bhima (een van de vijf Pandava-broers) uitbeelden, door het dorp geleid. Aangekomen bij de lig gende reus van zand zet Bhima de achtervolging in. Na enkele rondjes steekt hij Duryodhana onder de gordel - niet de acteur treft hij maar het zand dat een pot vloeistof verbergt. Een rode straal spuit omhoog. In trance wordt Hanne de Bruin. Foto Wim Vreeburg. Bhima afgevoerd, waarna de menigte zich op het 'lijk' stort om heilzame aarde te bemachtigen. In haar hoekkamer op het Internationaal Institute for Asian Studies HAS - brede ramen, beneden de Leidse Hortus - kijkt dr Hanne de Bruin met plezier terug op haar kennis making met Kattaikkuttu. Sinds oktober 1997 is ze voor drie jaar fellow bij het PAATI-project: Performing Arts in Asia, Tradition and Innovation. 'Dit is een nieuw en uniek initiatief', zegt ze. 'Het is zeer verheugend dat binnen de universiteit performing arts aandacht krijgen'. Een onder zoeksvoorstel is zojuist de deur uit. Intussen legt haar man, de Kattaikkuttu-groepsleider P. Rajagopal, in India de laatste hand aan een mammoetproductie. In Kanchipuram wil hij in een nacht met zestig acteurs en actrices uit vele Kattaiklcuttu-gezelschappen de Mahabharata opvoeren, ter opluistering van 'vijftig jaar onafhankelijk India'. Kort na het festival in Vembi heeft Hanne hem ontmoet - het was liefde op het eerste gezicht. Op het moment is ze verwikkeld in een kafkaiaans gevecht om een verblijfsver gunning voor haar echtgenoot. Hannes verblijf in Tamil Nadu van 1985-1987 was in het kader van een studentenuitwisseling met India. 'Het was een hele toestand om dat voor elkaar te krijgen', zegt ze. 'De bureaucratie is vreselijk. Ik kreeg een plaats op de Tamil universiteit in Thanjavur, terwijl ik de beurs voor een andere universiteit in een andere plaats had aange vraagd. De maandtoelage bedroeg 750 roepies, ongeveer vijftig gulden. Indiase studenten kregen het dubbele. De Nederlandse regering vulde dat bedrag niet aan. Van het Leids Universiteits Fonds heb ik iets extra's gekregen, daar werkte meneer Bhalla uit India. 'Dit kan gewoon 30 Zeeuws Tijdschrift 1/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 32