een effectieve, respectvolle benadering van je onderzoeks gebied en van je informanten kan dat funest zijn'. Van de tien studenten die in 1978 in Leiden aan indologie begonnen, is Hanne als enige afgestudeerd. 'Met de kerst waren er al vijf afgevallen. Je werd in decem ber naar huis gestuurd in de stille veronderstelling dat je bij terugkeer Sanskriet kon lezen en schrijven en ook de grammatica kende. Dat was tevens een manier om stu denten te lozen. Begeleiding was er in die jaren vrijwel niet, je werd nauwelijks voorgelicht over de mogelijkheden. Toen ik Tamil gekozen had, ben ik in mijn tweede jaar naar India gegaan om eens te zien hoe hetgeen ik daar tegenkwam zich verhield tot wat ik in Leiden leerde. De contacten heb ik zelf moeten leggen, indologen gingen niet naar India, laat staan dat ze zich met spreekvaardig heid bezighielden. Dat ik uit belangstelling voor het moderne India politieke wetenschap en economie als bijvakken deed, werd waarschijnlijk met dédain bezien. Een echte indoloog pakt een oude Sanskriet-tekst, was de onuitgesproken boodschap'. Hannes hoogleraar in Leiden was Heestermans, een klassiek indoloog van de oude stempel, met in zijn leer opdracht ook cultuurgeschiedenis. 'Ik heb veel strubbe lingen met hem gehad', zegt ze. 'Maar zodra hij mijn werkwijze accepteerde, stond hij open voor mijn denk beelden. Hij heeft kritisch naar mijn werk gekeken, ik heb veel aan hem gehad. In 1988-1989 hielp hij me als aanstaand promotor met mijn aanvraag bij WOTRO, de NWO-afdeling die onderzoek in de tropen coördineert. 'Een vreemd gewas is aan mij ontsproten', was zijn com mentaar na afloop van de verdediging van mijn dissertatie. 'Twee jaar heb ik veldwerk gedaan in Kanchipuram, waar mijn vriend Rajagopal een flat voor me had georga niseerd. Dat is een oud tempelstadje, midden in het Tamil- gebied waar Kattaikkuttu wordt gespeeld. Als case study heb ik nauwgezet het reilen en zeilen van Rajagopals gezelschap gevolgd en geanalyseerd, andere groepen dienden als vergelijkingsmateriaal'. Samen met Rajagopal transcribeerde en vertaalde Hanne een bandopname van het stuk Kama's dood. 'Ik raakte nauw bij Rajagopals groep betrokken, regelde via de Nederlandse ambassade in New Dehli steun om in Perungattur, de woonplaats van Rajagopal, een Kattaikkuttu-schooltje te stichten. Jongeren van 8 tot 25 jaar kregen er in de avonduren theateronderricht, zodat de acteurs alsnog opvolgers zouden hebben. En voor het ziekenhuis in Vellore pro duceerde ik een Kattaikkuttu-voorstelling om Tamil- dorpelingen over lepra voor te lichten'. Wat is de status van dat Tamil-volkstheater, wilde Hanne weten. Hoe steekt het sociaal-economisch in elkaar? Wat is de precieze structuur van een voorstelling? 'Het is vooral een orale traditie', zegt ze. 'Er zijn wel manuscripten maar vaak zeggen spelers dat ze niet kun nen lezen. Manuscripten doen in de praktijk vooral dienst als rituele objecten. Kattaikkuttu is plattelands- werk, overheden komen er niet aan te pas. Het dorp zamelt geld in en heeft zeggenschap in de keuze van het stuk, de groepsleider bepaalt de rolverdeling'. Kattaikkuttu-voorstellingen kennen een vaste struc tuur, met voorgeschreven opkomstprocedures voor de acteurs. 'Wel bestaat er een groot oraal reservoir van ver baal, muzikaal en visueel materiaal', zegt Hanne. 'Het kan zijn dat op een bepaald punt in het stuk de acteur uit een aantal soortgelijke liederen kan kiezen. Verzen in een literair soort Tamil wisselen dialogen in volkstaal af. Sommige liederen gaan in een hoog tempo, belangrijker dan de tekst is het oproepen van een sfeer via muziek. Omdat in de dialogen die op die muziek volgen de inhoud nog eens aan bod komt, geeft het niet dat de liederen niet woordelijk te verstaan zijn. Bovendien is het publiek vertrouwd met de inhoud van het verhaal. Het gaat om de performance, om het oproepen van een andere wereld'. In 1993-1994 werkte Hanne zes maanden als consultant voor de M.S. Swaminathan Research Foundation in Madras. 'In de stad bespeurde ik een sterk vooroordeel tegen volksvormen. Ik breng de onderkant in beeld en daar wordt met liever niet mee geconfronteerd. Er speelt, denk ik, ook een vorm van nationalisme in mee. India is een jonge natie, men hecht aan klassieke expressievormen die het land culturele status geven. In volkstradities wordt vaak bewust plat Tamil gesproken, als dramatisch in strument, en ze worden door de lagere kasten beoefend. Men kijkt erop neer en het zijn dus geen goede vertegen woordigers van 'de' Indiase cultuur. Toch kijken er meer mensen naar volkstheater dan naar de klassieke kunst. In stedelijk modern theater zie je wel iets van dat volks idioom doordringen maar dan gaat het om de vorm, niet om de inhoud. Het is ook een eenrichtingsverkeer, er gaat niets terug, de kloof tussen stad en platteland blijft'. Naast haar academische bezigheden is Hanne zich ook sterk gaan inzetten voor de organisatie van het Kattaikkuttu. In 1990 hielp ze een vakvereniging voor professionele acteurs oprichten, met als basis Kanchi- 32 Zeeuws Tijdschrift 1/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 34