jQ /^voorstiruitaa ofijmplaa* Het grondvlak Rood 1998-2000. Raad voor Kunst en Cultuur, Vlissingen 1998. 74 blz. gratis In deze Nota gemeentelijk beeldende kunstbeleid wordt de beleidslijn tot het jaar 2000 uiteengezet. Over de kunst in de stad wordt hier onder meer gezegd: 'de hedendaagse kunst dient feitelijk als een continu avontuur in de stad aanwezig te zijn. Ze manifes teert zich op de breuklijn van dat wat geaccepteerd is en wat mogelijk geaccepteerd gaat worden'. Hoewel in ambtelijke taal geschreven, is het een overzichtelijke goed leesbare presentatie, waarin men veel al dan niet relevante informatie vindt. In de bijlagen vindt men: publiekscijfers, een lijst van Vlissingse kunstenaars per 31-12-1996, een overzicht van de kunstuitgaven 1992 t/m 1997, een opsomming van kunstenaars die ge- exposeerd hebben (1992-1996) en een opsomming van Monumentaal kunst in openbare ruimte Vlissingen. A.A. Hamers en C. van Hemert, Bijna vier eeuwen Duvekotten in Zeeland (in het bijzonder in Walcheren). Veldhoven/Sassenheim 1998. 2 delen, samen 170 blz. Dit is een genealogische studie, in eigen beheer eenvoudig uitgegeven in twee ringbanden, en niet in de handel (maar wel ter inzage beschik baar in Middelburg bij het Rijks archief in Zeeland en het Zeeuws Documentatiecentrum; in Goes bij het Gemeentearchief en de Stichting Genealogisch Centrum Zeeland). In deze uitvoerig gedocumenteerde publicatie met ruim dertig illustraties vindt men de gegevens (sinds eind 16de eeuw) van De nakomelingen in rechte lijn van Andries Marinuszn. (genealogie Duijvekot/Duvekot) en van zijn broer Engel Marinuszn. (enkele generaties) Voor geïnteres seerden een waardevolle en intrige rende bron van informatie. Twee citaten: 'Dit betekent dat wanneer u tegenwoordig een Duvekot/Duijvekot tegenkomt, deze bijna zeker zal af stammen van de hierboven genoemde Andries Marinuszn. En dus ergens familie is.' 'Anno 1997 wonen er nog steeds Duvekotten op Walcheren, met het grootste aantal in Vrouwenpolder.' sche activiteiten om onder de bepalin gen van het legaat uit te komen. Men vindt in dit boek de trage geschiede nis van een detail uit het verleden van Zuid-Beveland. Streekgeschiedenis met veel couleur locale, in een goed geredigeerde en van vele verklarin gen en gegevens voorziene uitgave. G.J. Lepoeter, Maria Coomans, ambachtsvrouwe van Wemeldinge. De Koperen Tuin, Goes 1998. ISBN 90 72138 89 9, 112 blz., 21 x 29,5 cm geb. 49,90 De titelpagina van dit boek (met de ondertitel: een testament; weergave, analyse, conclusies vermeldt dat deze uitgave tot stand is gekomen in samenwerking met notaris mr J. Gmelich Meijling te Kapelle. Men vindt in dit boek, verlucht met veel foto's en andere afbeeldingen, het om standige relaas over de welgestelde Goese Maria Coomans (1717-1791), die door over haar dood heen reiken de bepalingen in een legaat aan de kerk van Wemeldinge bepaalde: het niet mogen bezwaren of verkopen van de hofstede Stekhoven en het niet voor rekening van de kerk mogen plaatsen van een orgel in de kerk. In 1958 werd uiteindelijk pas een orgel in de kerk geplaatst en 1998 werd de Stekhoven verkocht. Uitvoerig worden tegen de achtergrond van de maat schappelijke en kerkhistorische ver houdingen van ruim twee eeuwen de verwikkelingen geschetst die het ge volg waren van het bepaalde in het legaat, en van de notariële en juridi Aad P. de Klerk, Het voorstraatdorp Colijnsplaat. De Koperen Tuin, Goes 1998. 56 blz. ISBN 90 7213 886 4, geb., 24,90 Dit tweede deel in de reeks 'Het Zeeuwse monument' is gewijd aan het 400 jaar geleden planmatig gestichte Noordbevelandse dorp Colijnsplaat. Sinds 1996 is dit dorp ingevolge de Monumentenwet een beschermd dorpsgezichtniet zo zeer vanwege de bebouwing, maar vooral op grond van het bijzondere stratenplan. De vroeg bewoonde kern gebieden in Zeeland, het zogenaam de oudland van Schouwen, Walcheren en Zuid-Beveland, worden geken merkt door (kerk)ringdorpen: een dorp met de kerk en het kerkhof in het midden en met in een cirkel daaromheen de aaneengesloten be- 35 Zeeuws Tijdschrift 1/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 37