commissaris van de koning, een Belgische minister van
staat en nog enkelen die daarvoor benoemd zijn. De
'leden-begunstigers' zijn kennelijk die congresleden die
door een financiële bijdrage het congres hebben mogelijk
gemaakt. Van de leden-begunstigers kwamen er 167 uit
Middelburg, 17 uit de rest van Zeeland en 6 van buiten
Zeeland. Kijken we naar de herkomst van de gewone
congresleden dan zien we het volgende beeld: 332 Middel
burgers schreven zich in, 119 deelnemers kwamen uit de
rest van Zeeland, 92 Nederlanders kwamen van buiten
de provincie. Er waren 70 Belgen en één congresganger
kwam uit Frans-Vlaanderen.
Deze cijfers roepen vragen op. Het blijkt dat zich
voor dit congres niet minder dan 614 mensen hebben
ingeschreven. Zijn die er allemaal echt geweest? Zijn er
papieren leden? Zijn sommigen slechts een dag of een
halve dag geweest? In die oude concertzaal, die later
Statenzaal wordt, zullen toch geen plenaire zittingen met
600 vergaderaars hebben plaatsgevonden? Uit de finale
stemming op donderdagmiddag 5 september over de
plaats van het volgende congres kunnen we iets over het
aantal werkelijke bezoekers afleiden. Zowel Brussel als
Antwerpen zijn kandidaat en beide steden hebben hun
welsprekende vertegenwoordigers. De uitslag van de
stemming van 91 voor Antwerpen en 58 voor Brussel
geeft een indicatie van het aantal werkelijk aanwezigen.
Helaas: leden aan wie het onverschillig was waar het
volgende congres gehouden zou worden, verlieten de
zaal voor die stemming.
Ook al kan men het aantal ingeschreven leden relati
veren, toch dwingen de cijfers vast te stellen dat het con
gres een Middelburgse, in ieder geval Zeeuwse aangele
genheid was. Uit Middelburg en de naaste omgeving is
iedereen die wat voorstelde gekomen. Zo zien we in de
lijst de naam van de kapelmeester van het Schuttershof,
Kirrwald, en die van de uitbater van sociëteit St. Joris,
W. Dekkers. De verantwoordelijke ingenieur van de
aanleg van de Zeeuwse spoorlijn is er. Uit Gapinge is er
ook iemand, de schoolmeester waarschijnlijk. Sommige,
vooral voorname gezinnen hebben zich met drie, vier of
zelfs vijf mensen ingeschreven.
Interessant is ook het aantal vrouwelijke deelnemers:
van de 614 zijn er in totaal 64 vrouwen, meestal Zeeuwse
echtgenotes en dochters. Toch zijn ook uit de rest van
Nederland zelfstandige vrouwen afgereisd om in deze
mannenwereld te participeren. Zo is de bekende Amster
damse actrice M.J. Kleine-Gartman (van het plantsoen)
naar het congres gekomen, zonder Kleine. Dat de dames
Interieur voormalige concert
zaal in de Abdij (1870-1875).
meetelden, weten we uit nog een andere bron. Toen op
het elfde congres te Leuven gekozen moest worden tus
sen Maastricht en Middelburg als plaats voor het volgen
de, staakten in de eerste ronde de stemmen. In de twee
de stemronde onthielden de 'dames-congresleden' zich
(bij uitzondering?) niet van stemming en gaven de voor
keur aan Middelburg 'met geestdrift', aldus de Nieuwe
Middelburgsche Courant (11-9-1872) in een terugblik. En
in hetzelfde krantenstuk vermeldt de verslaggever dat te
Middelburg een vergadering een keer door '36 dames
tegelijkertijdig' werd bezocht: 'de aandacht en belangstel
ling welke zóó duidelijk
op haar gelaat zichtbaar
waren, bewezen dat
ook zij niet minder dan
den man vatbaar zijn voor
alles, wat den onsterfe
lijke mensch veredelt'.
Zo was het, zo het is.
Aantallen en samen
stelling van het Middel
burgse congres kunnen
we (nog) niet vergelijken
met andere congressen.
De congressen in steden
als Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Brussel en Ant
werpen hadden een minder regionale of lokale betekenis
dan het Middelburgse. Voor een provinciaal stadje met
17.000 inwoners was dit een enorme gebeurtenis waar
je bij moest zijn.
Op de openingsvergadering op dinsdagmorgen moe
ten eerst allerlei huishoudelijke zaken geregeld worden:
een algemeen congresvoorzitter, ondervoorzitters en
secretarissen, voor de verschillende afdelingen. Het congres
moet zelf een algemeen voorzitter kiezen, zegt De Jonge:
hij was dat slechts van de voorbereidingscommissie. Er is
zeker een handig opzetje gemaakt als plotseling (uit het
niets komend, zegt een congresganger) professor De
Vries het woord vraagt en met groot retorisch vertoon het
congres voorstelt 'om het voorzitterschap op te dragen
aan den man, die gedurende drie jaren met zooveel ijver
de belangen van het congres heeft behartigd; aan den
man die gisteren avond de leden van het congres met
een zo hartelijke rede had begroet; aan den man die het
congres met zoo warme taal had geopend en in wiens
handen de belangen van dit congres zoo goed waren
toevertrouwd'. Toejuichingen alom.
7 Zeeuws Tijdschrift 1/99