ken in het boek Rijden door de Nacht. Onderweg met Blof.
Een zin die meteen vragen oproept, zoals meer passages
in het boek dat doen en zeker ook om kanttekeningen
vragen. De schrijver nuanceert de stelling in dit geval
overigens onmiddellijk zelf. 'Een belangrijk verschil is
dat de vier Zeeuwen geen lettergreep van hun teksten in
dialect of streektaal zingen. Afgezien van verwijzingen
naar Zeeland in nummers als Aan de kust, Wat waar is en
wat niet en Boven, blijkt uit niets waar de groep vandaan
komt', aldus Rozendaal, om vervolgens, zonder enige
verdieping of toelichting, verder te gaan met het volgende:
'En toch loopt Zeeland met Blof weg, in een vergelijkbare
mate als Friesland met De Kast en waarschijnlijk meer
nog dan Drenthe met Skik en Limburg met Rowwen
Hèze.'
Niet Zeeland heeft Blof, maar Nederland heeft Blof,
ben ik geneigd te zeggen. Want wat is er Zeeuws aan de
groep? Weinig, en in ieder geval niets dat vergelijkbaar is
met het Noordlimburgse karakter van Rowwen Hèze, het
Drentse van Skik en het Friese van De Kast. Deze drie
groepen zijn duidelijk geworteld in hun regio en de mu
zikanten hebben ervoor gekozen om zich uit te drukken
in de taal van het hart: hun dialect of streektaal, met uit
zondering van De Kast die zowel in het Fries als in het
Nederlands zingt. De drie groepen komen duidelijk voort
uit de regio, hebben er een sterke band mee en staan
dicht bij de mensen uit de streek. Hun inspiratie komt
ook grotendeels voort uit die regio: mensen en figuren,
landschappen, de eigen sfeer en gewoonten, de speci
fieke sociale structuur. Bij Blof is dat alles nauwelijks het
geval. De groep is zo gewoon en dus Nederlands en zingt
over erg algemene en vaak abstracte dingen. De liedjes
van Blof roepen slechts af en toe een vaag vermoeden
van Zeeland op, of het moet de zee zijn, maar die is toch
moeilijk typisch Zeeuws te noemen (hoewel Frits Spits
dat ons in zijn voorwoord wel wil doen geloven). Alle
kustvolken, over de hele wereld, laten zich inspireren
door de zee en verwijzen bijvoorbeeld naar zijn weids
heid en oneindigheid, om maar eens iets te noemen.
Minderwaardigheidscomplex
In hun muziek combineren Rowwen Hèze en Skik dan
ook nog eens allerlei andere elementen die niets met
hun eigen regio te maken hebben: (Zuid-)Amerikaanse
invloeden en rock roll-achtige dansmuziek. Dat maakt
hen extra interessant. De groepen zijn enorm populair
bij de gewone mensen in de eigen streek (provincie) en
vanwege hun eigenheid oogsten ze ook langzaam maar
zeker bescheiden succes in de rest van het land. Blof
genoot aanvankelijk slechts plaatselijke bekendheid en
werd daarna populair binnen een Zeeuwse regio (vooral
op Walcheren en een beetje op Schouwen-Duiveland).
Toen het provinciebestuur de groep in 1996 omarmde
werd Blof tot dè Zeeuwse band gebombardeerd en daar
na vooral buiten Zeeland aan de man gebracht. 'Uit de
manier waarop Zeeland Blof omarmt blijkt dat de provin
cie nog steeds worstelt met een minderwaardigheidscom
plex', merkt Rozendaal terecht op in zijn boek.
'Eindelijk hebben wij ook een band waarmee landelijk
rekening wordt gehouden, lijkt iedereen te verzuchten.'
Blof als middel in de strijd tegen het eigen minderwaar
digheidscomplex dus. En vooral ook: Blof als modern pr-
instrument voor een provincie die met een hardnekkig
imagoprobleem kampt. Commissaris van de koningin
11 Zeeuws Tijdschrift 2/99
[UNSTER