De omgeving van Aardenburg. Caerte van T 'Vrye sijnde een Gedeelte en Lidt van Vlaende ren, gegraveerd door Claes Jansz. Visscher. Uit: Germania Inferior, Pieter van den Keere, Amsterdam 1622. Kopergravure, 380 x 421 mm. ogen stond was een Franse staat die met met natuurlijke grenzen. In het oosten en noorden zou de Rijn als grens rivier moeten fungeren. Ook meende Lodewijk XIV aan spraak te hebben op de Spaanse Nederlanden. De in het kader van deze zogenaamde 'Réunions'-politielc gevoerde strijd werd in later tijd betiteld als Devolutie-oorlog. Een sterke staat als de Republiek (die bovendien de Spaanse Nederlanden juist als bufferzone tegen Frankrijk wilde gebruiken) aan de Franse noordgrens paste niet in de strategie van Lodewijk XIV. In de Republiek gold als uit gangspunt van de buitenlandse politiek met Frankrijk: Gallus amicus, non vicinus; Frankrijk als vriend, niet als buur! Gedurende de door Lodewijk XIV in gang gezette Devolutie-oorlog van 1667/68 tegen Spanje, die op grond van twijfelachtige Franse aanspraken op Brabant gevoerd werd, kwamen onder leiding van de Hollandse raadspensionaris Johan de Wit, de Republiek, Engeland en Zweden bij de Vrede van Breda tot een drievoudig verbond: de Triple Alliantie. Onder druk van dit verbond werd Lodewijk XIV gedwongen tot de voor hem nadelige Vrede van Aken (1668). Lodwijk XIV besloot hierop wraak te nemen. De Re publiek (notabene een bondgenoot van Frankrijk sinds 1662) had hem in zijn expansieplannen gedwarsboomd en moest hiervoor als straf vernietigd worden. Met koning Karei II van Engeland werd in 1670 het geheim verdrag van Dover gesloten. In 1671 werden met 'gouden Louisen' Zweden, de aartsbisschop van Keulen en de bisschop van Munster omgekocht. In het voorjaar van 1672 werd de Hollandse oorlog een feit. Op 7 april 1672 verklaarden Engeland en Frankrijk de oorlog aan de Republiek, in mei volgden Munster en Keulen. Doel van Frankrijk was in eer ste instantie de verovering van de Spaanse Nederlanden en de Staatse Generaliteitslanden. De Engelse eisen bestonden aanvankelijk uit afstand doen van Sluis, Vlissingen en Den Briel als pandsteden. Munster en Keulen wilden gebiedsuitbreiding in het oosten van de Republiek. Al deze eisen werden door de Republiek van de hand gewezen. Franse troepen rukten daarop de Republiek binnen en veroverden in een maand tijd de ene na de andere stad. Vestingsteden waarvan men had gemeend dat ze een lang-durige belegering zouden vergen, werden zonder slag of stoot ingenomen. In de omgeving van Utrecht kwam de Franse opmars tot stilstand bij de op het laatste nippertje gestelde inundaties van de Hollandse waterlinie. In Staats-Vlaanderen was het gebied ten zuiden van Hulst en ten noorden van Aardenburg geïnundeerd zodat de Fransen ook dit gebied niet konden veroveren. De opmars van Munster en Keulen in het oosten kwam voor Groningen tot stilstand, de Engelse vloot werd door de Ruyter bezig gehouden bij Solebay, Schoonevelt en Kijkduin. Aan een landing op de Zeeuwse kust viel niet te denken. 15 Zeeuws Tijdschrift 2/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 17