Damme, eind oktober 1982 Geachte mevrouw, of mejuffrouw, of Johanna Kruit, Ik weet niet, hoe ik U noemen moet. Maar dat vind ik nog wel uit. 'Johanna Kruit' zag ik gedrukt staan op Uw dichtbundels, gisterenavond op die poëzie-bij- eenkomst in Brugge.* Misschien is dit een pseudoniem. Het enige, wat ik van enkele letterkundige Belgen, die mij ook al geheel onbekend waren, te horen kon krijgen, was, dat U 'een dichteres uit Biggekerke' moest zijn.* Dat boeide me, ook al uit zuiver literair oogpunt. 'Een dichteres uit Biggekerke' - ik vond dat een mooi rhytmisch versregeltje met goede klinkerklanken. Ook zat er wat aange naam absurds in: een dichteres uit Biggekerke, kon zo iets bestaan? Daarna las U toen nog zeven minuten uit Uw bundels voor, waardoor nota bene al die tachtig aanwezige Belgen stil werden! Als de mannelijke fantasie in beweging is gekomen, kan er veel gebeuren - zo leert de litteraire en trouwens de hele wereldgeschiedenis. Mannen horen Daden te verrichten. Als hun fantasie is gaan werken, gaan Daedelus en Icarus vliegen, Colombus en Magalhaes de wereld ontdekken, Shakespeare gaat zes en dertig toneelstukken schrijven en zo hoort het. Ik voor mij ben bij wijze van Daad deze brief aan U aan het richten. En nog wel vanuit Damme, waar ik na de poëzie-avond van gisteren ben gaan slapen. Als ik die straks ga posten, zal zo'n landelijke postbode dan weten, welke kant mijn brief uit moet? Trouwens: weet iemand in Biggekerke, dat er een Damme bestaat? Ik bericht U, dat het een uur lopen van Brugge ligt. Er woont haast niemand. Maar zoals overal in België, kan iemand, die wat drinken wil, er zich in vele Estaminets vestigen. Uit een daarvan schrijf ik U, precies een etmaal, nadat ik U in Brugges pretti ge Groeninge zaaltje hoorde voorlezen. U zou met een paar haiku's beginnen, had U gezegd, en dat had mij al meteen verrast. Kon er een mens in een Biggekerke hebben zitten experimenteren met Japanse versvormen, steeds maar tot zeventien tellende? Dat bleek waarachtig zo te zijn! De exacte datum kon niet vast gesteld worden. r De bedoelde bijeenkomst was eind oktober 1982 in de Groeningezaal in Brugge en georganiseerd door het literai re tijdschrift Kruispunt. Waarschijnlijk bedoelde Viruly met letterkundige Belgen de redactieleden van Kruispunt. 'Golven die komen nemen het water weer op van golven, die gaan' las U. En daar ik U op een komende van voorin de dertig geschat had en mezelf gaande van achterin de zeventig wist, vond ik het prettig, dat U door Uw poëti sche beeld zo duidelijk gemaakt had, dat er toch verbondenheid tussen U en mij mogelijk was, ja, dat die zelfs in het wezen van de natuur lag.* Voor de ontlui king van dergelijke verbondenheid tussen voorlezers en luisteraars zijn dergelij ke avonden opgezet, nietwaar? Nu moet ik U meteen bekennen, dat ik in de laatste 77 jaren van mijn leven nog nooit naar een poëzie-avond was toegegaan...dit in gedachte, dat gedichten meer iets waren om thuis in stilte te lezen of te schrijven. Door het gevoel van plotselinge verbondenheid met U realiseerde ik mij nu, dat ik in al die jaren veel gemist moest hebben. Toen maakte U het nog erger: r J. Kruit, Landgrens (Bergen op Zoom, Uitgeverij Wel 1982). r Johanna Kruit was toen 41 en Viruly 78. 'Mijn eiland heeft water rondom en vleugels' las U. Want dat verbond ons opnieuw, mevrouw of mejuffrouw of Johanna. Johanna Kruit, De Nacht, een Watervogel (Bergen en Zoom, Uitgeverij Wel 1979). 29 Zeeuws Tijdschrift 2/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 31