MOEDER
Het huis is leeg, de oude kamers dragen
elk hun geheim. Zij zagen veel te veel
misschien. De echo van mijn vragen
is alles wat ik hoor. Ik zie het stoeltje staan
waarin jij naast de kachel zat te lezen
De tuin ligt stil en eenzaam voor het raam
Ik loop naar boven. Tel de veertien treden
als vroeger zonder door te denken na
De loper is als toen opzij gegleden
Mijn kamer is hetzelfde. Als ik kijk
zie ik nog net de masten van een schip verdwijnen
Twee oude mannen lopen langzaam op de dijk.
En zo zijn we dus weer bij de poëzie aangeland. En dat is maar goed ook.
Want als een mens zich teveel verdiept in herinneringen komt er soms toch iets
weemoedigs om de hoek kijken. Gek is dat, hoe zou dat komen? Is het omdat we
weten dat alles zo vergankelijk is? Of is het omdat we denken dat vroeger alles
mooier was dan nu? Ik weet het niet, maar het heeft met poëzie te maken geloof
ik. Zoals die haiku van die golven die ik in Brugge voorlas. Vreemd dat u dat is
opgevallen. Ik ben zelf erg gehecht aan deze haiku omdat ik vind dat hij je zo
aan het denken zet.
Weet u trouwens dat ik van u een bundeltje gedichten heb? Het zijn reisso-
netten. Het gedicht 'Westkapelle' dat u mij stuurde in uw brief, herkende ik als
een van de verzen uit uw bundel. [17] Sonnetten bevallen me. Ik hou van het
ritme, de vorm, het speelse én de gebondenheid die de vorm meebrengt. Zelf
schrijf ik ook graag in sonnetvorm. Het is soms goed dat een mens zich aan
bepaalde regels houden moet. En de regels van Pretrarca zijn me erg lief.
Johanna Kruit is geen pseudoniem, het is mijn meisjesnaam. Ik ben wel
getrouwd maar hield steeds mijn eigen achternaam omdat ik dat prettig vind.
Mijn man heet Barentsen (Henk). We zijn ruim 20 jaar getrouwd, wat in deze
tijd bijna een record schijnt te zijn. Hij is een echte Biggekerkenaar van geboorte
en spreekt vloeiend Zeeuws. Iets wat ik nooit goed heb geleerd omdat mijn
ouders het niet spraken. We hebben een antiekzaak hier die vooral gericht is op
de toeristen die in grote getale zomers ons eiland bevolken. Maar daarover een
volgende keer, want als ik daar over begin schrijf ik beslist nog tien kantjes en
daar heb ik nu geen tijd voor.
Het is trouwens al laat, dus ik ga stoppen. De boeren in dit dorp zijn vast al
allemaal ter ruste gegaan. Een enkel lichtje pinkelt nog over de wijde velden,
maar als je het mij vraagt zijn dat sterren. De lucht is opgeklaard na een sombere
regendag, en als het winter was zou het nu vast gaan vriezen.
O ja, nog één ding: noem me alstublieft geen mevrouw of mejuffrouw, maar
gewoon Johanna. Anders voel ik me zó tuttig! Iets anders dan mijn naam past
trouwens niet bij me, dat hebt u in Brugge wel kunnen zien. Ik ben daarvoor
niet plechtig genoeg, en zie er ook niet zo uit.
34 Zeeuws Tijdschrift 2/99
Johanna Kruit, Omtrent het
Getij (Amsterdam, Thomas
Rap 1985).