uit de drie voormalige Zeeuwse kolonies Essequebo, Demerary en Berbice, die - nadat ze vanaf 1781 verschil lende keren door de Engelsen veroverd te zijn en weer teruggegeven aan de Nederlanders - bij de Vrede van Parijs (30 mei 1814) definitief in Brits bezit kwamen. De Commissie verzocht professor George L. Burr 'to verify and supplement the materials in its hand by researches in the archives and libraries of the Netherlands'. Burr bezoekt het Rijksarchief Op 9 mei 1896 stak Burr met de s.s. Werkendam van de Holland Amerika Lijn (HAL) de Atlantische Oceaan over, om in de vroege ochtend van 22 mei Rotterdam aan te doen. Spoorslags reisde de professor af naar Den Haag om in het Algemeen Rijksarchief (ARA) zijn werkzaam heden aan te vangen. Tot augustus werkte hij in de archieven van de Staten-Generaal, de Staten van Holland en de (oude) West-Indische Compagnie (WIC). Tot zijn verbazing was het archief van de WIC veel omvangrijker dan hij bevroedde en bevatte het bovendien een over vloed aan gegevens. In het ARA heeft Burr alle medewerking gehad van jonkheer Th. van Riemsdijk, de Algemeen Rijksarchivaris, zijn assistent Telting die over het WIC-archief ging, com mies-chartermeester Hingman die behulpzaam was bij de diplomatieke stukken en het archief van de Staten- Generaal en de dames van de studiezaal. De werkzaam heden van onze Amerikaanse gast werden ondersteund door een fotograaf en meerdere klerken die de stukken afschreven. Het is dus mogelijk dat in het archief van het Amerikaanse Congres nog zeer vroege foto's, we spreken van 1896, bewaard zijn gebleven van Nederlandse kaar ten van de Wilde Kust. Daarnaast kreeg Burr ook nog hulp van generaal P.M. Netscher, de founding father van de historiografie van de Wilde Kust, en van dr De Haan van de Johns Hopkins University. Tegen het eind van augustus hadden zijn onderzoe kingen hem geleid tot 1791, het eind van de WIC. 'It seems wise tot break off here for a visit to Zeeland, where in the provincial and municipal archives at Middelburg, and in the municipal archives of Flushing and of Vere, I hoped, in view of the close relations of these three Walcheren cities with the Guiana colonies, to gain fresh light, especially upon their earlier history. Zeeuwse invloedssfeer Van het vroegste begin van de Nederlandse overzeese expansie waren Zeeuwse handelaren en kolonisten actief geweest in dit gedeelte van de wereld. Na de oprichting in 1621 van de WIC viel het bestuur over deze streek de jure onder de Heren xix, de centrale directie van de Compagnie. Toch rekende men de Wilde Kust, en in het bijzonder Essequebo, tot de Zeeuwse invloedssfeer. Toen de Vlissingse schipper Geleijn van Stapels in 1629 de Wilde Kust aandeed, beschreef hij als eerste Nederlander Essequebo. In onvervalst Zeeuws merkte hij op: 'De rivier Issecebo lecht van dese rivier [Demerary] W.N.W. 4 miellen. Lichte schepen die nit seer diep en gaen loopen wel in de rivier, mar voor diepgaande schepen is sij te prikkeloos door de mente van droch die dar voor leggen. Soo dat de schepen die diep gaen in Diemerarij bliven leggen en senden harre sloopen dar in. Dar de ersste leggers leggen, dat is in de rivier op 12 miellen in de rivier aen de westsij, tegen offer j ellantes bij een Indeians capeten van de Arwacken, genamt Baliskus. Dit is soo vel ick hebbe nodich geacht te scriven van Diemeralij en Issecebo. Dit soo de plase nu genoch bevarten en becent is. In 1632 droegen de heren xix het feitelijk bestuur over de bezittingen op de Wilde Kust over aan de kamer Zeeland van de Compagnie. Zij hadden namelijk andere zorgen aan hun hoofd. Vanaf de oprichting van de WIC hadden de Neder landers hun zinnen gezet op Brazilië: het 'groot desseyn'. Na twee mislukte aanvallen op de Portugese bezittingen in het Atlantisch gebied had de WIC rond 1625 veel van haar kruit verschoten. Het zou tot na de verovering van de zilvervloot in 1628 duren, eer de Compagnie voldoen de middelen had voor nieuwe avonturen. In april 1632 wisten de Nederlanders in Brazilië, dankzij de hulp van een overgelopen mulat, bij Recife een vast bruggenhoofd te krijgen. In 1654 ging Brazilië definitief verloren. Tot overmaat van ramp was ook de Eerste Engelse oorlog (1652-1654) voor de Nederlanders desastreus verlopen. Het ging niet goed met de Republiek. Goede raad was duur. De enige Nederlandse bezittingen in Latijns Amerika waren wat minuscule volksplantingen aan de Wilde Kust. Wilde de WIC nog een rol van betekenis in de regio spelen, dan moesten deze bezittingen tot ontwikkeling worden gebracht. Maar door het verlies van Brazilië zat ook de Zeeuwse kamer financieel aan de grond. Wat te doen? Besloten werd de bezittingen over te dragen aan de Staten van Zeeland. Zij bedankten echter voor de eer. Uiteindelijk werden in 1656 de drie Walcherse steden 26 Zeeuws Tijdschrift 3/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 28