ETEN ALS VORSTEN André van der Veeke Ik had een geweldige baan, daar was iedereen het over eens, maar na amper drie jaar werken nam ik ont slag. Ik was te onrustig om langer te kunnen blijven. Nieuw werk kwam er niet meteen en erg vond ik dat niet. Ik was 24 jaar oud en toekomst was nog synoniem aan eeuwigheid. Op een dag moest ik met een vriend naar een con gres in Den Haag. Het was een soort landdag van vrije scholen. Wij wilden in N. een buurtcentrum oprichten, compleet met café en school; in die tijd geen vreemde combinatie. Vriend J. reed me in zijn groene Eend naar het con gresgebouw. We kwamen te laat aan. De lezing over Steiner was al begonnen. Ik was niet echt geïnteresseerd in zijn theorieën en het was daar in die zaal ook nog eens erg warm. Prompt viel ik in slaap. De tweede lezing handelde over het wezen van de vrije school. Ik vond het maar een zoetsappig verhaaltje. De uitgangspunten waren tot op zekere hoogte aardig, maar het werd alle maal zo wollig verpakt. De nadruk op creativiteit - dat beviel me wel, maar wat ik weer niet snapte was dat de meegebrachte en tentoongestelde kindertekeningen alle maal zo wazig en esoterisch waren. Alsof ze door één en hetzelfde kind getekend waren. Tijdens de discussies in kleine groepjes na afloop lie ten we ons sceptisch uit over wat we gehoord en gezien hadden. Enkele Steiner-dames vonden het heerlijk om te proberen ons tot andere gedachten te brengen, maar ze waren helaas een keer zo oud als wij. En toen was het pauze. Het was een grootse dag, dat kon niemand ontken nen. Iedere vezel van mijn lijf verlangde naar buitenlucht en zon. Ik keek eens veelbetekenend aan en we begre pen elkaar. Zonder verdere plichtplegingen wandelden we het gebouw uit en reden in een soort vrijheidsroes richting kust. Waar Nederland ophield parkeerden we de Eend en plotseling stonden we oog in oog met een menigte door de zon gedrogeerde badgasten. Het was al te laat om een andere plek te zoeken en daarom besloten we ons benzinegeld aan gekoelde biertjes te besteden. Enkele uren later passeerden we hongerig de breed uitgemeten chique van een strandhotel en vonden dat we, net als de op het terras aanwezige Duitsers, beter ver dienden dan een haastige snack. We stapten de gekoelde lounge van Zeezicht binnen en zorgden voor zichtbare verwarring onder het bedie nend personeel. Twee langharige freaks met haarbanden en rafelige broekspijpen - op lawaaierige Hollandse klompen bovendien - vormden een aanfluiting voor hun zaak, ook als ze konden betalen. (Maar zelfs dat konden we niet.) Ons werd gevraagd om tassen in de vestibule onder te brengen, wat we evenwel weigerden. We kregen ver volgens een achteraf-tafel in een onopvallende hoek bij het raam aangewezen. Het uitzicht was desondanks aar dig en daarom moest de keuze van onze maaltijd ook in orde zijn. We bestelden een visschotel van het huis. Of we er iets bij wilden drinken? Vooruit maar, een flesje witte van een goed jaar. En tussen twee gerechten door een fijne sigaar. Een paar tafels verder een ouder echtpaar met twee klassiek mooie dochters die af en toe onze richting uitke ken. Ze waren wel heel chique maar daardoor ook bijna pijnlijk aantrekkelijk. Wat waren we gevat en spraak zaam. Geen angst voor de rekening. We bleven bestellen en op die manier hielden we het onheil op afstand. 'Het wordt niks met die school', beweerde J. 'Ik heb geen zin meer in gezeik van kinderen.' Hij had een jaar of acht lesgegeven op een middelbare school en vervol gens net als ik zijn baan opgezegd. 'Dat buurthuis mag je ook op je buik schrijven,' lachte ik, plotseling bevrijd van alle ambitieuze plannen. 'Alleen het café komt er,' vervolgde J. 31 Zeeuws Tijdschrift 3/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 33