Hij werkte er hard aan, volgde een cursus Horeca en
zat avond aan avond in de kroeg. Vooral om het vak te
leren, legde hij uit.
In het begin had zich een soort ober-bewaker in onze
buurt opgehouden, maar naarmate we meer en meer
materiaal lieten aanrukken, hield deze zich na gedane
arbeid steeds vaker op de achtergrond. Het leek erop dat
het vertrouwen in onze kredietwaardigheid was toegeno
men.
'Weet jij hoe we hier uit moeten komen?,' fluisterde
J. in een zwak moment. Ik hield me groot en deed of ik
de vraag niet gehoord had, maar J. bleef aandringen.
'Mondje dicht', fluisterde ik, 'Zo verpest je onze
avond nog.'
Zodra de ober langs kwam, bestelde ik weer een fles
en informeerde tevens op luide en buitengewoon geïnte
resseerde toon naar het toetje. De meisjes naast ons gie
chelden. De fles kwam en was op de juiste temperatuur.
Ik had absoluut geen zin meer in ijs maar bestelde een
enorme hoeveelheid.
De avond begon te kantelen. Duister was het nog
niet, maar het zou niet lang meer duren. Ik vond eigen
lijk dat de voorstelling lang genoeg geduurd had. Tege
lijkertijd moest ik vaststellen dat ook mijn overmoed
begon te slinken.
Ook ik was mijn hoofd aan het pijnigen over de vraag
hoe we ongezien weg konden komen.
'Dat wordt vier weken afwassen,' grapte J.
We keken om ons heen. De zaal was bijna leeg. Zelfs
de meisjes en hun ouders maakten aanstalten om op te
stappen. Hun voornemen veroorzaakte bij ons een gevoel
van verlatenheid. We zouden ons vaste publiek missen.
'Mogen we nog een sigaar,' vroeg ik luid.
We zwaaiden naar de vertrekkende meisjes en even
later staken we onze havanna's aan.
'Op de gezondheid van Fidel,' zei ik.
'Ja, en op die van al die sigarenknakkers.'
Daar was onze ober weer. Hij keek nadrukkelijk in
onze richting en liep vervolgens naar een hoek van het
etablissement, waar hij aan een paar koorden begon te
trekken. Lange statige gordijnen rolden voorbij en ont
trokken tenslotte zelfs de entreehal aan het gezicht.
De man controleerde nog even of alles goed hing en
verdween weer.
'Kom op joh, nu,' commandeerde ik op fluistertoon.
'En klompen uit, alsjeblieft.'
J. volgde me niet begrijpend. Ik had gezien dat de
gordijnen een flink eind van het raamwerk afhingen en
begreep dat dit onze kans was.
Binnen enkele seconden was ik met mijn klompen in
mijn handen en mijn tas aan mijn schouder achter het
gordijn verdwenen. Ik hoorde J. achter me grinniken.
'Kop houden,' siste ik.
Daar was de deur al, die had ik in ieder geval
gehaald. Eenmaal buiten hapten we van de zoete avond
lucht - die smaakte beter dan het ijs - en verdwenen op
kousevoeten tussen de argeloze wandelaars.
'Wat een kick,' zei J. bewonderend.
'Ik heb mijn sigaar vergeten,' herinnerde ik me en ik
maakte een beweging of ik hem op wilde gaan halen.
Ondanks mijn gevoel van opluchting, bespeurde ik
een lichte toon van neerslachtigheid bij mezelf die ik niet
begreep. Maar zodra we de boulevard achter ons gelaten
hadden knapte mijn humeur weer op.
De rest van de avond brachten we in een kroeg door
achter een leeg glas.
Een hotel zat er daarna niet in, dus zochten we de
Eend op waarin we met de knieën tegen onze kin op de
doorzakkende stoelen in slaap vielen. Tegen de ochtend
werd ik wakker door hoefgetrappel.
'Duindigt,' schoot het door me heen.
Dit alles gebeurde zo'n vijfentwintig jaar geleden. Ik
verhuisde, vergat al mijn vrienden, maar enkele weken
geleden kreeg ik plotseling een kaart van J.
Hij schreef me dat hij al een tijd op zoek naar me
was en dat hij via via aan mijn adres was gekomen. Wat
ik deed, wilde hij weten. Zelf had hij een aardige uitspan
ning in de buurt van N. Het café-restaurant was op de
ansicht afgebeeld: een fraai antiek pand met ruime ter
rassen en zicht op de Waal.
'Ik kom alleen bij je eten als je ver van het raam
hangende, vloer strelende en uiterst zwijgzame gordij
nen in je zaak hebt,' schreef ik terug.
32 Zeeuws Tijdschrift 3/99