broer de cellist Francesco Mendelssohn. Van haar vader heeft Eleonore de zachte, ernstige aard en het beminnelijke begrijpen, het groote intellect en den nobelen geest de Mendelssohns eigen.' Wie was deze Eleonore von Mendelssohn, die Sarika uitnodigde haar te bezoeken in haar slot bij Salzburg? Eleonore bracht haar jeugd door op het vorstelijk buiten van de Mendelssohns in Berlijn. Robert von Mendelssohn, haar vader, was directeur van de Berlijnse Mendelssohn-bank en ritmeester van de koninklijk- Pruissische 'Landwehrkavallerie', bovendien nazaat van de beroemde filosofen-, componisten- en koopmans dynastie der Mendelssohns. Eleonore schijnt een talen wonder te zijn geweest en een uitstekende pianiste, die uit liefde voor Max Reinhardt actrice werd. Max Reinhardt (1873-1943), de vermaarde Oostenrijkse theaterproducent en -directeur, was als Max Goldmann geboren in Baden bij Wenen. Zijn opleiding als acteur kreeg hij aan het Deutsche Theater in Berlijn, in 1905 werd hij directeur van het theater en richtte hij daarnaast de kleinere 'Kammerspiele' op. Hij was revolutionair in zijn ensceneringen en gigantische producties, begon in 1920 met de Salzburger Festspiele en de 'Jedermanri- opvoeringen in Salzburg en gaf gastvoorstellingen in heel Europa en Amerika. Slot Leopoldskron in Salzburg werd zijn thuisbasis, maar dat moest hij in 1933, onder druk van het 'Deutsche Reich', verlaten. Zijn gezelschap trok door Europa, stak uiteindelijk definitief over naar de Verenigde Staten en maakte daar kennis met een nog relatief nieuw medium, de film. Reinhardt was tweemaal getrouwd, de tweede keer met Helene Thimig, telg uit een vermaard acteursgeslacht en zelf ook actrice. Eleonore von Mendelssohn, die driemaal huwde, werd zijn gelief de. Eleonore's tweede echtgenoot was de Hongaarse rit meester Emmerich von Jeszenszky, wiens familie sinds 1925 het slot Kammer aan de Oostenrijkse Attersee, niet ver van Salzburg, in bezit had. Daar bezocht Sarika Eleonore en die wetenschap riep allerlei herinneringen bij mij op. Mijn grootmoeder had een zomerhuis aan de Attersee en als kind mocht ik mee mijn familie wegbrengen naar concerten in Schloss Kammer, dat ik kende van de schil derijen van Gustav Klimt en dat op die lang geleden zomeravonden een in het licht van duizenden kaarsen schitterend sprookjeskasteel leek. In die dagen moet het nog in het bezit van de familie Jeszensky zijn geweest. Later raakte het in verval, aan het eind van de jaren negentig is het in ander privé-bezit overgegaan en de Francisca van Vloten met hond Maya bij Schloss Kammer, eind jaren tach tig/begin jaren negentig. Gustav Klimt, Allee im Park vort Schloss Kammer (detail), olieverf op doek, 1912. Uit: Gustav Klimt, door L. Schmidt, Atrium, Alphen aan den Rijn. laatste keer dat ik er was, in augustus 1999, lag het er volledig gerestaureerd - weliswaar niet meer in Maria- Theresien-geel, maar in spierwit - bij. Eleonore was waarschijnlijk al aan de morfine ver slaafd toen Sarika bij haar logeerde. Zij maakte in 1951 een einde aan haar leven. Reinhardts zoon Gottfried omschreef haar in zijn herinneringen aan zijn vader als volgt: 'Für mich verkörpert sie das damalige herunter- gekommene Europa: schabiger Glanz, verblaste Schönheit, irrationale Leidenschaft, starke innewohnende Krafte, aber hoffnungs-los verzettelt, zügellos, kurzsichtig (das ist Eleonore sehr), reich an Tradition und Eigensinn (beides besitzt Eleonore im Überfluss), dekadent, in der Gewalt von Lumpen (auch darin befindet sich Eleonore schon seit langerem, was schliesslich zu ihrem Verderben führen wird), sich sinnlos zerfleischend und schlaf- wanderisch dem unvermeidlichen Ende entgegensteuernd: dem Selbstmord (den Eleonore wenige Jahre darauf mit einiger Nachhilfe verüben wird).' En weer keek ik met nieuwe ogen naar een portret. Sarika's portretten hebben vaak iets merkwaardig vlaks. Ik beschouw dat als een gevolg van haar decoratieve aan leg. Ook dit portret ontkomt er niet aan, maar hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer het aan diepte wint. Natuurlijk schuilt daar een gevaar in, het is waarschijnlijk beter een portret zonder kennis van de geschiedenis die ermee ver bonden is te bekijken. In gedachten laat ik de vele por tretten en de vele geschiedenissen die ik in mijn Góth- onderzoek ben tegengekomen, de revue passeren en merk tot mijn opluchting dat het me lukt de portretten los te denken van de geschiedenissen en hun de plaats te geven in het oeuvre van de Góths die zij in kunsthisto risch opzicht moeten hebben, maar in het leven van de Góths, dat ook onderdeel van mijn onderzoek uitmaakt, 9 Zeeuws Tijdschrift 4/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 11