zachtglimmende zwarte spiegels; eindeloos diep, fascine rend glinsterend. Eén buis is wat gekanteld, alsof die is weggezakt in de zachte, zware Zeeuwse klei. Een andere is verschoven: die wil niet meer meedoen en ligt letterlijk dwars. Een hoge, glazen doos staat tussen twee buizen in: daar zou je mooi films op kunnen projecteren, van binnen uit. Achter de rij stalen buizen zijn vier wigwams gete kend: 45 meter in doorsnee, 35 meter hoog. Ze lijken op houten vlonders te drijven. Ze zijn omringd door wetland: water staat hier iets boven het maaiveld, waardoor er een nat, moerassig geheel ontstaat. Een soort oerlandschap is het. Zo heeft Zeeland er wellicht ooit uitgezien. De tenten zijn te bereiken door een prachtig vormgegeven loopbrug. Als een verbogen kurkentrekker verbindt hij de buizen met de kegels. Het dak van de tenten kan opengeschoven worden, als zonnewijzers, zodat de exposities op de drie etages binnenin naar wens in de openlucht plaats kunnen hebben. De openingen van de wigwams zijn ten opzichte van elkaar gedraaid. Hemel De ruimte in de buizen is in tweeën verdeeld. Het boven ste gedeelte heeft precies de afmetingen van de Vleeshal. De binnenkant van het roestvrijstaal is van glas. Tussen de buizen door lopen lange glazen gangen. Vanuit die gangen komt het daglicht binnen in de tentoonstellings ruimtes. De tussenwanden kunnen gedeeltelijk wegge schoven worden. De visuele verbinding tussen de ver schillende tentoonstellingsruimtes zal zonder de fysieke verbintenis van een open doorgang ook aanwezig zijn door al dat glas. In de expositieruimte is halverwege de buis een loopbrug bevestigd, die je kunt bewegen, zodat je de installaties ook van bovenaf kunt bekijken. De vloer is van hout. De tweede, scheve buis zal een auditorium huisvesten. In de laatste, dwarse buis is een bibliotheek gepland. Onder de houten vloer bevindt zich de meer conven tionele tentoonstellingsruimte voor tweedimensionale kunst als tekeningen, schilderijen of foto's. Op deze onder verdieping komt alleen daglicht door een gleufje in het plafond (de vloer van het bovenste gedeelte). Kunstlicht doet de rest. Vleeshal Hoe mooi het ontwerp van een nieuw gebouw ook is, het gaat toch om wat er binnenin zo'n ontwerp gebeurt. William Verstraeten, beeldend kunstenaar, stoorde het dat de installaties die in de Vleeshal te zien zijn, daarna verloren gaan. Af en toe wordt er wel wat aangekocht, maar dan kan de installatie vervolgens nergens getoond worden, omdat er geen plek is zoals de Vleeshal. Toen in 1995 het plan van Van Eijck voor een culturele ontmoe tingsplek door de gemeenteraad van Middelburg werd afgeblazen, werd het idee voor een nieuw museum bij Verstraeten geboren. Daarin moest de ruimte van de Vleeshal een prominente rol krijgen. Er moest een muse um komen voor grote installaties, met meer ruimte dan de Vleeshal, liefst een paar Vleeshallen naast elkaar. Daarom bedacht Verstraeten zes buizen van twintig meter lang, naast elkaar geplaatst op de voormalige vuil stortplaats net buiten Ramsburg aan het Kanaal door Walcheren. Begin 1996 betrok Verstraeten bevriende architecten van het Laboratorium voor Architektuur bij zijn plannen. Johan de Koning werkte samen met Don Monfils het plan van Verstraeten uit tot het ontwerp dat in november in De Drukkerij hing. Op de schop 'Wat kan een landschap hebben? Dat is mijn uitgangs punt', zegt Johan de Koning in zijn werkplaats aan de Dam in Middelburg. 'Bouwen in een landschap is in principe niet verkeerd. Je moet er wel zorgvuldig mee omgaan. Door te bouwen leun je de kwaliteiten van een landschap tot zijn recht laten komen, opnieuw. Je moet doen wat nodig is. Juist in Zeeland zijn we gewend met landschap te werken, denk maar aan de ruilverkaveling. Dat vindt niemand gek, dat je een heel landschap op de schop neemt. Maar als je een gebouw wilt neerzetten, zegt iedereen: 'Het is zo'n leuk grasveldje, zonde'. Mensen bewaren per definitie te veel. Je moet leven. Ja, ook iyde-eeuwse panden van middelmatige kwaliteit kunnen tegen de vlakte. Als er maar wat goeds voor in de plaats komt. Het is tenslotte geen museum waar we in wonen.' Streng 'Wanneer je een museum ontwerpt, moet je uitgaan van het landschap en van de functie van het gebouw. Je moet de opgave herformuleren, vertalen. Wat is dat eigenlijk; een museum. Wat doen mensen daar? Je moet uitgaan van de kenmerken van de omgeving: die is vlak en heeft vele kwaliteiten. Een hoogteverschil van vijftig centimeter in dit landschap kan al heel mooi zijn. Het landschap is streng en die strengheid bepaalt het ritme. Bepaalt dat er 13 Zeeuws Tijdschrift 4/99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1999 | | pagina 15